Erasmus Universiteit Rotterdam [ Erasmus University home page | Dept. of Philosophy home page ]
 
 
 
 

Veilig
 

Gijs van Oenen
 


 

 

Geloof het of niet, maar de term ‘veiligheid’ die tegenwoordig in zulke schrille termen bijna ieder politiek debat beheerst, sloeg tot nog zo’n dertig jaar terug uitsluitend op bescherming van de bevolking tegen nucleaire straling, bommen of kerncentrales dus. Pas midden jaren zeventig doemt ‘veiligheid’ voor het eerst op in de betekenis van bescherming tegen bedreigingen door de eigen maatschappij, of zelfs de eigen overheid. Vanaf midden jaren tachtig leven we in een steeds punitiever Nederland, waarin ‘maatschappelijke veiligheid’ een normaal begrip is geworden. De maatschappij, de burger, vraagt tegenwoordig bovenal bescherming tegen zichzelf.

            Belangrijkste oorzaak hiervan is dat we tegenwoordig de zorg voor een beschaafde sociale omgang zien als iets dat we niet meer zelf produceren of in eigen hand hebben. Tegenwoordig besteden we die zorg uit. Anderen worden verantwoordelijk gehouden voor de beteugeling van (gepercipieerde) dreigingen. De burger stelt justitie, politie, bestuur, toezichthouder of gemeente aansprakelijk. Op hun beurt hebben die de burger te gemakkelijk de vrije hand gegeven in zijn maatschappelijk handelen. Het traditionele model van een regentesk land waarin op grote schaal magistratelijk wordt gedoogd, is al te snel ingeruild voor een liberaal model waarin maximale individuele vrijheid beteugeld zou worden door strikte regels en strenge straffen.

            De grote vraag voor politie, justitie, maar ook voor alle politieke partijen, is daarom: willen we deze trend keren, of juist erbij aansluiten? Gaan we preventief te werk door zelfbeperkende vermogens te bevorderen, of repressief door normoverschrijding te bedreigen met strenge straffen?

            Ik denk dat we in dit kader drie soorten burgers moeten gaan onderscheiden. Zij die tot zelfbeperking bereid en in staat zijn, zij die dat niet kunnen of willen, en zij die daarbij hulp behoeven. De laatste groep noem ik ‘bijstandsgerechtigden’: zij kennen de regels en normen eigenlijk donders goed, maar hebben politie en justitie nodig om hen daaraan te herinneren. De eerste groep noem ik ‘gedoogwaardigen’. Zij bewaken uit zichzelf al de normen en gedijen beter bij gedogen dan bij strikte handhaving. Degenen die niet kunnen, moeten kunnen rekenen op ‘bijscholing’, desnoods met ‘drang’. Alleen voor hen die echt niet willen tenslotte, past de dwang die de nieuwe punitieve samenleving tot algemene norm lijkt te willen verheffen.

            Hopelijk kunnen we zo de term ‘veiligheid’ weer terugdringen tot zijn oorspronkelijke, beperkte betekenis, waarin de maatschappij alleen nog tegen radioactief verval hoeft te worden beveiligd, en niet tegen de uitstraling van haar eigen onwil, onvrede of onvermogen.



 

Deze tekst verscheen als column in Erasmus Magazine van 15 juni 2006


U kunt ook: