Korte lontjes
Gijs van Oenen
Een goede maat
voor de
werkelijke betekenis van ‘samenleving’ is in hoeverre verschillen
tussen mensen
zich vrijelijk en vrijmoedig kunnen manifesteren zonder dat die
verschillen
ontaarden in ge-schillen, of zelfs in geweld. Dat er verschillen zijn,
is niet
erg, en zelfs vaak goed. Dat die verschillen af ten toe botsen, is
onvermijdelijk. Zeker in een klein land, waar we snel op elkaars tenen
staan,
letterlijk en figuurlijk. Het wordt wel een probleem wanneer die tenen
steeds
langer worden, en het incasseringsvermogen steeds geringer.
Wat
dit betreft lijkt de opkomst van het Fortuynisme gepaard te zijn gegaan
met de
opkomst van een nieuw soort assertiviteit. Het ‘ik zeg wat ik denk’
heeft
geleid tot een ongekende, en zelfs ongezonde, belangstelling voor de
grenzen
van de uitingsvrijheid. Op de voet gevolgd door het ‘ik doe wat ik
zeg’, wat
zich vaak uit als een ongeduldige, geïrriteerde, of verongelijkte
claim om de
eigen zin te krijgen. Of andersom, om zich niets aan te trekken van wat
anderen
zeggen of willen.
Dit
gecombineerd met de traditionele Nederlandse lompheid en de nodige
multiculturele spanningen produceert een bokkige samenleving, waarin
mensen al
snel klaar staan om anderen te beledigen, of zich door anderen beledigd
te
voelen. De publieke ruimte is daarvan het meest directe slachtoffer.
Voor een
deel is dat onvermijdelijk, omdat mensen daarin elkaar onbedoeld en
anoniem
tegen het lijf lopen. Maar het komt ook doordat hedendaagse burgers,
zoals uit
allerlei onderzoek blijkt, net zo tevreden zijn met hun
privéleven als ze
ontevreden zijn met het publieke leven. Zelf hebben ze het goed voor
elkaar,
maar anderen maken er een zootje van.
Deze
wrevel uit zich op brede en uiteenlopende wijze in de publieke sfeer:
geweld in
het openbaar vervoer, opgefokt gedrag op straat, hele en halve
scheldwoorden in
het parlement, bozige columnistenruzietjes in de kwaliteitsmedia. Een
recente
uitbarsting van onvrede was de wilde staking van buschauffeurs in Ede,
nadat
een chauffeuse was bedreigd door een groep jongeren die zij aansprak op
grijs
rijden en op hun gedrag.
Die
aanleiding is niet toevallig. Nogal wat mensen hebben tegenwoordig
‘korte
lontjes’: zij ontsteken snel in woede wanneer ze worden aangesproken op
hun
gedrag. Zeker in de publieke ruimte, zoals in het openbaar vervoer.
Daar worden
zij er op voor hen confronterende wijze aan herinnerd dat ze niet
alleen maar
van doen hebben met de fijne omgeving van hun aangename
privéleven, maar ook
met de regels van het publieke leven waarin men rekening moet houden
met
anderen. Met name net openbaar vervoer vertegenwoordigt waarden waar
veel
moderne hyperindividualisten nog maar moeilijk raad mee weten:
collectiviteit,
van boven bepaalde regelmaat, soberheid en controle. Mutatis mutandis
geldt
hetzelfde voor de politiek. Dit is een van de redenen waarom
hedendaagse onvrede
zich zo vaak manifesteert in de politiek, en in het openbaar vervoer.
Natuurlijk
is het ook niet toevallig dat bij geweldsincidenten vaak jongeren
betrokken
zijn, in de meeste gevallen mannen tussen de 14 en de 24. Die zijn
altijd het
meest heetgebakerd en antisociaal, zoals ook blijkt uit de
misdaadstatistieken.
Ook de straatcultuur van sommige groepen etnische jongeren speelt een
rol.
Hoewel anderzijds, blijkens de dramatische schietpartij in het Duitse
Winnenden, daders van ‘school shootings’ vaak blanke jonge mannen zijn.
Belangrijk is echter om in te zien dat fenomenen van korte lontjes en
asociaal
gedrag zich niet louter beperken tot bepaalde groepen. Het zijn
aandoeningen
die door de hele samenleving heen zijn te vinden.
Dat
zien we ook weerspiegeld in de recente campagne van SIRE: onbewust
asociaal
zijn we allemaal. Ofwel: koning, keizer, admiraal, hufterig zijn we
allemaal. Enkele
jaren terug had SIRE een heel wat dubbelzinniger campagne, over het
korte
lontje. We zien een oploop van een verzameling kort aangebonden, snel
aangebrande Amsterdammers in een nauw Jordaan-straatje, die elkaar
opfokken
naar aanleiding van een klein verkeersprobleempje. Pay-off van een
zwoele,
ironiserende vrouwenstem: ‘We hebben soms een iets te kort lontje in
ons
landje’. Hoewel de ‘kettingbotsing’ van potten die ketels verwijten dat
ze
zwart zien goed is getroffen, is de boodschap van het filmpje toch
twijfelachtig.
Want wat de gemiddelde burger uit het spotje zal opsteken is niet dat
je
anderen geen aanstoot moet geven, maar – op z’n best – dat je je
gedeist moet
houden nadat je zulke aanstoot hebt gegeven. Of erger nog, dat
je iemand
die zulke aanstoot geeft, niet te hard moet vallen. Met andere woorden,
er
wordt juist begrip gevraagd voor de veroorzakers van
normoverschrijdingen.
Dat is precies ook het probleem waarmee we nu zitten.
Moeten we als gegeven aannemen dat we tegenwoordig allemaal onbewust
asociaal
zijn met een kort lontje, en ons derhalve richten op ‘damage control’
nadat de
onvermijdelijke botsingen en conflicten eenmaal hebben plaatsgevonden?
Of
moeten we meer ‘bewust sociaal’ worden, ons lontje iets verlengen, en
onze
tenen wat verkorten? Het minst rechtlijnige, maar meest realistische
antwoord
is: beide. Koning, keizer, admiraal, schipperen moeten we allemaal.
U kunt ook: