Laudatio
Gijs van Oenen
Onlangs
verleende onze universiteit een eredoctoraat aan de Britse historicus
Jonathan
Israel. Over Israels wetenschappelijke verdiensten niets dan lof. Naast
eigen
origineel onderzoek in geschiedenis en filosofie schreef hij
indrukwekkende
overzichtswerken over ontwikkeling en receptie van het
Verlichtingsdenken. En
speciaal over wat hij noemt de Radicale Verlichting. Centraal in die
stroming
van zeventiende eeuwse vrijdenkers staat Israels lievelingsfilosoof, de
Nederlander Spinoza.
Van Spinoza kunnen
we volgens Israel
vooral leren dat de vrijheid van meningsuiting onder geen beding
ondergeschikt
mag worden gemaakt aan de godsdienstvrijheid. Dat wil zeggen: religie
is okee,
maar religieuze autoriteit niet. Spinoza heeft hierover inderdaad
‘radicale’
standpunten. Alle kerken zijn erop uit de onwetendheid en
lichtgelovigheid van
mensen uit te buiten. Geen enkele religieuze organisatie kan een
‘rechtschapen,
loffelijke en gerechtvaardigde organisatie’ zijn.
Israel is eigenlijk
boos op
Nederland dat wij het baanbrekende gedachtegoed van radicale filosofen
van
eigen grond als Spinoza, maar ook Pierre Bayle, hebben verkwanseld.
Juist nu
kijkt de hele wereld volgens hem naar Nederland om te zien hoe wij hier
met het
– nu multicultureel getoonzette - conflict tussen uitingsvrijheid en
godsdiensvrijheid omgaan. Daarin zouden wij moeten teruggrijpen op ‘de
beste,
meest relevante elementen’ uit onze eigen Verlichtingstraditie – op
Spinoza en
Bayle dus.
Maar die traditie
bestaat nu juist
niet – ook volgens Israel zelf! Nederland heeft juist een meer
pragmatische, op
conflictdemping gerichte koers gevolgd. En die koers is uitgezet juist
door paternalistische
leiders, niet door een vrijmoedige bevolking zelf. Dat is ook niet zo
vreemd,
aangezien Israel met Spinoza immers betoogt dat ‘de massa’ zich overal
en
altijd graag door gezagsfiguren laat onderwerpen. En bovendien, voeg ik
daaraan
toe: als de massa zich in de strijd werpt, dan is dat meestal vanwege
honger, blasfemie
of corruptie - niet omwille van de uitingsvrijheid, toch in wezen een
elitaire
deugd die vooral aanslaat bij ‘dissidenten’.
Er bestaat dus, for better or for worse, geen volkstraditie van
uitingsvrijheid
waarop Israel zich kan beroepen. Dat hij een eigen, subjectieve
voorkeur heeft
voor Spinoza is hem van harte gegund – maar dat is een politiek, niet
een filosofisch
standpunt. Wie een politiek oordeel uitdraagt maar het verkleedt als
wetenschappelijke
analyse, lijkt eerder op Plato dan op Spinoza en bewijst de vrijheid
juist geen
dienst.
Het is misschien
niet aardig iemand
die net een eredoctoraat van je eigen faculteit heeft gekregen zo te
bekritiseren. Maar per slot handel ik zo, lijkt mij, bij uitstek in de
geest
van Spinoza.
Gebruikte bronnen van Jonathan
Israel:
de Diesrede aan de EUR van 8 november 2006
de
Thomas More lezing van 11
november 2006
de Pierre
Bayle lezing van 10 december 2004
Deze tekst verscheen als column in
Erasmus
Magazine van 30 november 2006
U kunt ook: