Erasmus Universiteit Rotterdam [ Erasmus University home page | Dept. of Philosophy home page ]
 
 
 
 

Bim Bam Bom


Gijs van Oenen

 

 

 

Witte rook. Habemus canon! Twee weken terug presenteerde een commissie onder leiding van de mediëvist Frits van Oostrom haar geesteskind: de canon van Nederland. Wat is eigenlijk een canon? De commissie houdt zich daarover een beetje op de vlakte, maar wat zij zegt komt hier op neer: ‘goudgerande basiskennis’ omtrent cultuur en geschiedenis. Wat willen wij daarover aan de volgende generatie Nederlanders meegeven? Waarover moeten zij kunnen meepraten? Wat willen we dat hen aanspreekt?

            Ik heb ambivalente gevoelens bij een canon. Bij dat woord denk ik in eerste instantie aan Vader Jacob. “Slaapt gij nog?” Misschien verwijst de canon aldus naar slapende of sluimerende kennis, die de commissie bij ons wil wakker schudden. Nog niet zo onwaarschijnlijk, want de canon bezet een ambigue positie tussen weten en geweten, tussen kennis en sluimerend besef. Wie dit sluimerweten wil canoniseren, vraagt al gauw teveel. Zulk weten is door de wenkbrauwen heen wellicht interessanter dan indien scherp op het netvliet geëtst. Een canon bestaat, zullen we maar zeggen, uit alles wat je altijd al moest weten, en nooit durfde te vragen, over Nederland. Of eigenlijk, over de Nederlandse geschiedenis, want bij de kennispolitie zitten altijd vooral historici, en neerlandici. Ach, ook dat is Nederlandse canon.

            Maar de canon is dus, boven alles, een liedje. Een kinderliedje, want de canon is primair bestemd voor de lagere school. En is inderdaad de canon niet zoiets als een muziekje dat je vroeger ooit als vanzelfsprekend geleerd hebt en dat te pas of te onpas in je hoofd blijft doorjengelen? “Alle klokken luiden! Bim Bam Bom!”, in dat even hypnotiserende als irritante majeur-accoord deuntje dat naar verluidt Salvador Dalí al niet uit zijn hoofd kon krijgen. Ook staat de canon voor de dwang dat we allemaal moeten meezingen en allemaal in de maat blijven. Of ons laten koejoneren door een pianojuf die tergend netjes noten en rusten voorschrijft. “Eén, twee, in de maat, anders wordt de juffrouw kwaad.”

            Tegelijk is dit gejengel en gedreun wel wat je je leven lang bijblijft. En dus wat je bindt. Het in-den-treure hoort net zozeer bij de canon als het majeuraccoord. Bovendien, is niet het belangrijkste aan de canon dat je allemaal in een verschillende stem kunt meezingen? “Alle klokken luiden!” De kunst van de canon is dan vooral, dat iedereen leert op het juiste moment in te vallen, zodat het geheel toch nog klinkt als een soort harmonie. Bim Bam Bom!




Deze tekst verscheen als column in Erasmus Magazine van 2 november 2006


U kunt ook: