Stank voor dank
Gijs van Oenen
Het gekrakeel rondom het onderzoek van
het Verwey-Jonker Instituut voor de Parlementaire Commissie
Integratiebeleid
had veel weg van een dorpsrel. Zij berustte namelijk in wezen op
simpele
kinnesinne van tweederangs politici als Ali Lazrak van de SP en Ayaan
Hirsi
Ali van de VVD jegens een vermeend (groen)links
‘onderzoeksestablishment’,
aangevoerd door bijvoorbeeld Jan Willem Duyvendak (voorheen EUR) en Han
Entzinger (thans EUR).
Toch kregen deze politieke losse flodders
een bredere strekking, toen diverse andere politici met een
corresponderende
agenda dankbaar op deze rijdende trein sprongen. Dat betreft enerzijds
critici die menen dat er een te grote verstrengeling bestaat tussen
beleidsmakers
en beleidsonderzoekers. Anderzijds horen we liberale ideologen van de
marktsamenleving,
die vinden dat er veel te weinig ‘onafhankelijk’ toezicht is op vorming
en uitvoering van beleid door overheid of verzelfstandigde
uitvoeringsorganen.
Deze beide stromingen vinden elkaar in de kritiek van
‘belangenverstrengeling’.
Dit leidde sommigen tot de bizarre
conclusie
dat het onderzoek beter had kunnen worden uitgevoerd door een instituut
dat onbekend is met de
materie, de immigratieproblematiek dus. Dat begint
te lijken op de Verenigde Staten, waar men in het beruchte proces tegen
O.J. Simpson nog maar net twaalf juryleden kon vinden die niet van O.J.
gehoord hadden. Zo’n idee van onafhankelijkheid slaat door. Terecht
vermoedde
(voormalig) Verwey-Jonker directeur Duyvendak dat zijn instituut juist
mede was gekozen omdat zij ‘in de marge’ van het integratie-onderzoek
stond:
niet echt erbinnen, maar ook niet echt erbuiten. Dat is dus precies
zoals
het zou moeten.
Maar anderzijds wordt het ‘probleem’ van
verstrengeling juist veroorzaakt door de wijze waarop de politiek zelf,
de afgelopen decennia, het wetenschappelijk onderzoek heeft hervormd.
Men
ontneemt de universiteiten geld en geeft dat aan NWO, waar onderzoekers
dan moeten concurreren om geld te krijgen voor onderzoeksprojecten. In
de sfeer van de maatschappijwetenschappen betreffen veel van die
projecten
nu eenmaal beleidsonderzoek in opdracht van de overheid. Geen wonder
dat
er zo een ‘onderzoeksestablishment’ ontstaat van personen die succesvol
zijn in de werving van die opdrachten.
En inderdaad wringt er hier iets: dit
succes boekt men enerzijds gewoon door goed onderzoek, maar anderzijds
wellicht ook door te onkritische rapporten of al te goede netwerken.
Daar
zit een reëel probleem, dat bijvoorbeeld ook speelt in de
discussie
over advocaten die optreden als rechter-plaatsvervanger. Maar in ieder
geval in de academische wereld is dit een probleem dat mede is
gecreëerd
door het brandende verlangen van het bestuur naar ‘beleidsrelevant’ en
‘excellent’ onderzoek. Om dat aan onderzoekers, en juist de goede,
tegen
te werpen, is even bizar als ondankbaar.
Deze tekst verscheen als column in Erasmus Magazine van 23 oktober 2003.
U kunt ook: