Ken uzelf!
Durf te denken!
Bekende
en minder bekende Nederlanders kiezen
hun persoonlijke motto, leefregel, of ultiem inspirerende zin.
Deze
twee leefregels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wanneer je
slechts één
van bovenstaande slogans als uitgangspunt neemt, raak je al gauw
verstrikt in
een soort fundamentalisme of radicalisme.
Het vasthouden aan één gedachte of beginsel is per
definitie eenzijdig
en beperkt.
De
beroemde woorden van Apollo’s opdracht ‘Ken uzelf’, die zijn gegrift in
het
voorportaal van de tempel in Delphi, drukken een innerlijke wijsheid
uit die
bij de Oude Grieken breed werd gedeeld.
Uit
de door Plato opgetekende dialogen blijkt keer op keer dat Socrates
kennis
gelijkstelde aan zelfkennis. Zelfkennis is zeer waardevol, maar
zelfkennis
verheffen tot het enige beginsel leidt heel gemakkelijk tot narcisme en
misschien zelfs tot eng nationalisme.
Zulk
narcisme zie je terug op de wijze waarop het vak geschiedenis op de
middelbare
scholen tegenwoordig geformuleerd wordt. ’Oriëntatie op je zelf en
op de
wereld’, luidt het adagium in het geschiedenisonderwijs.
Het
wekt verbazing dat de focus eerst op het individu en dan pas op de
wereld is
gericht. Deze formulering illustreert het huidige ’narcistische’
tijdperk,
waarin zelfontplooiing voorop staat. Dit brengt een betreurenswaardig
soort eenkennigheid
met zich mee.
Het
tweede motto ’Durf te denken’ wordt vaak toegeschreven aan Kants
Verlichtingsideaal, maar is eigenlijk afkomstig van de brieven van
Horatius.
Kant wil met dit motto benadrukken dat het denken niet ondergeschikt
zou moeten
zijn aan een autoriteit. Verlichting bij Kant betekent ’het uittreden
van de
mens uit de onmondigheid’. Kants leefregel betekent ook dat je eigen
overtuigingen in twijfel moet durven trekken. Dit twijfelen vereist een
bepaalde moed.
Wanneer
alleen ’het durven denken’ als uitgangspunt wordt genomen, ligt ook
hier
radicalisering op de loer. Deze radicalisering laat zich goed
omschrijven als
een Fortuyn-achtige houding: zeg alles wat je denkt en doe alles wat je
zegt.
Het is weliswaar zinvol om zelf te durven denken, maar een gedachte
moet op een
of andere manier altijd worden geplaatst binnen bepaalde kaders.
Dit
kan ook niet anders. Hoeveel moed iemand ook heeft om te denken en zich
uit te
spreken, het gedachtegoed is altijd voor een groot gedeelte gevormd
door
traditie. Ieder individu staat immers in een bepaalde traditie. Denken
in het
luchtledige is bijgevolg onmogelijk. Het zou, in de woorden van de
filosoof
Wittgenstein, als een machine zijn die nergens op is aangesloten. Zo’n
machine
draait dol.
De
twee leefregels vormen een soort dialectiek. Ze kunnen alleen bestaan
omdat ze
het tegendeel vormen van de ander. Het denken moet voortdurend
verwijzen naar
een achtergrond waartegen het zich verder kan ontwikkelen.
Tegelijkertijd wordt
deze achtergrond op een of andere manier in het denken uitgedrukt. Deze
spanningsvolle relatie moet zoiets als waarheid opleveren.
Op
deze manier moet ook de canon van de commissie Van Oostrom worden
begrepen. De
canon vormt een achtergrond voor het denken, maar deze achtergrond is
voortdurend in ontwikkeling. Aan de ene kant geeft de canon ijkpunten
van de
geschiedenis weer, aan de andere kant zijn deze ijkpunten een soort
vensters waarmee
weer nieuwe inzichten kunnen worden vergaard. En die weer aanleiding
kunnen
geven de canon te herformuleren.
Zoiets
geldt ook voor de relatie tussen universele inzichten en locale kennis.
Denk in
dit verband bijvoorbeeld aan de discussie tussen een liberale denker
als John
Rawls en een gemeenschapsdenker als Michael Walzer in de politieke
filosofie.
Rawls heeft gelijk dat er universele inzichten kunnen worden
geformuleerd, maar
Walzer heeft gelijk dat die altijd alleen vanuit specifieke tradities
kunnen
opstijgen. De ‘terugvertaling’ van zulke universele ideeën naar
locale
contexten is ook heel moeilijk. Iedereen zal waarden als ‘waarheid’ en
‘gerechtigheid’ onderschrijven, maar over wat die betekenen en welke
consequenties ze hebben, moet altijd locaal weer discussie, of zelfs
strijd,
worden gevoerd.
Deze tekst vormt mede een startschot voor de lezingenreeks ’De
waarheid moet gezegd!’ van het Soeterbeeckprogramma.
Deze reeks zal in november 2006 in Hengelo, Wageningen en Wittem
plaatsvinden..
Voor de spreekdata van Gijs van Oenen zie hiervoor zijn lijst met publieke
activiteiten.
U kunt ook: