Wildheid en minoriteit
Misschien is het verhelderend om minoriteiten
zo te zien: als wilde elementen in een geregelde omgeving. Bij de notie
van ‘wildheid’ komen snel associaties als ‘natuurlijk’, ‘onbeschaafd’,
‘woest’, en dergelijke naar voren. Dat is niet helemaal onjuist, maar wel
te beperkt. Wildheid doet zich op allerlei plaatsen en in alllerlei gedaanten
voor. Het begrip verwijst naar die eigenschappen of processen die zich
niet laten invoegen in een dominante orde. Verder is wildheid niet iets
‘natuurlijks’ in de zin van ‘primordiaal’, een ‘oervorm’ die vooraf gaat
aan regelende beschaving. Het is juist het produkt van orde en regel. Overal
waar wordt geregeld, is als (neven)effect ook produktie van wildheid.
Omdat minoriteit/wildheid zich kenmerkt
door de ‘onttrekkende’ beweging (of ‘deterritorialisatie’) en door haar
inherente instabiliteit, is het moeilijk of zelfs onmogelijk haar direct
waar te nemen of te beschrijven. Zij kan eigenlijk alleen worden opgespoord
via de, wel waarneembare en minder vluchtige, ontregelende effecten die
zij teweeg kan brengen op dominante ordes en structuren. En via de mechanismen
en strategieën die worden ingezet om haar alsnog aan een ordening
te onderwerpen: bijvoorbeeld disciplinering, politisering, esthetisering.
Het opsporen en aantonen van minoriteit/wildheid is, gegeven de elusieve
aard ervan, niet uitsluitend, of misschien zelfs niet in de eerste plaats,
een kwestie van filosofische, of zelfs maar van discursieve analyse. Het
is aannemelijk dat het opsporen van minoriteit/wildheid, dan wel het bevorderen
van de sensitiviteit ervoor, veelal een kwestie is van evocatie, waarvoor
kunst een beter medium is dan filosofie of wetenschap. Maar hoe dit ook
zij, de sociale en culturele betekenis van minoriteit of wildheid komt
altijd alleen tot stand via positieve identificatie en via interpretatie.
En dat vereist toch filosofische, of wetenschappelijke, analyse.
Hoe dit geschiedt, is in hoge mate
afhankelijk van (of misschien beter: bepalend voor) de maatschappelijke
of wetenschappelijke discipline waarin men zich voegt. De antropologie
is bij uitstek de wetenschap die alle maatschappelijk leven ziet als opgebouwd
uit spanningsverhoudingen tussen categorieën van ‘wilde’ en ‘beschaafde’
eigenschappen of kenmerken, tussen ‘minoriteiten’ en ‘majoriteiten’. Maar
de antropologie is dus ook bij uitstek de wetenschap die wildheid of minoriteit
het meest letterlijk neemt, en de sterkste pretentie heeft haar te kunnen
‘fixeren’: identificeren en positiveren. In de sociologie verschijnt minoriteit/wildheid
als dat wat afwijkt van ‘normaal’ maatschappelijk functioneren. Er is altijd
deterritorialisatie, produktie van minoriteit/wildheid door de dwang van
de norm, en reterritorialisatie, incorporatie van minoriteit/wildheid in
de norm.
Vanuit politiek perspectief staat de beïnvloeding
van het collectieve handelen door minoriteit/wildheid centraal. De politieke
sfeer is bij uitstek ‘semi-wild’, in die zin dat daar veel van de disciplinerende
en regulerende invloeden van overige maatschappelijke instituties en krachtsverhoudingen
zijn buitengesloten: individuen ontmoeten elkaar in de politieke sfeer
zoveel mogelijk als gelijke en vrije burgers. Maar anderzijds beoogt de
politieke sfeer natuurlijk geen loutere ‘onthechting’ van die instituties
en die krachtsverhoudingen. Integendeel, zij probeert die te beïnvloeden.
Daarin krijgt minoriteit/wildheid ook een strategische betekenis. Zo kan
de notie van minoriteit worden ‘gepositiveerd’ tot vehikel van een ‘sociale
beweging’: een groep personen die erin is geslaagd een vluchtige ‘minoritaire’
identificatie tot een stabiel, ‘positief’ kenmerk van groepsidentiteit
en groepshandelen te maken. Het doel van zo’n beweging kan emancipatoir
zijn: het zoeken van publieke erkenning als legitiem onderdeel van de dominante
maatschappelijke orde, waarvan zij tot nu toe is uitgesloten. Maar het
doel van zo’n beweging kan ook ‘transformatief’ zijn. Zij beoogt dan niet
een plaats binnen de bestaande orde, maar probeert die orde juist te destabiliseren.
Zij zoekt geen erkenning in termen van de dominante orde, maar de transformatie
van die orde, zodat nieuwe moge.lijkheden voor erkenning ontstaan en oude
in twijfel worden getrokken. In die benadering vormt minoriteit/wildheid
een voortdurende potentiële ondermijning en uitdaging van de bestaande
dominante sociale orde.
Dat minoriteit/wildheid een potentiële
hervormende of zelfs transformatieve kracht heeft, zegt echter nog niets
over haar normatieve status. Integendeel, het maakt de vraag naar die status
des te meer van belang. Bij de emancipatoire aanspraak is dit probleem
relatief eenvoudig. Er wordt immers uitgegaan van de legitimiteit van de
bestaande orde, en er wordt niet meer geëist dan gelijke behandeling
of berechtiging voor een niet (volledig) erkende identiteit. De vraag is
dan alleen of er speciale redenen zijn om daar niet op in te gaan. Bijvoorbeeld:
homosexueel huwelijk, of adoptie. Speciale redenen voor niet-erkenning
zullen vooral bestaan wanneer erkenning van een groepsidentiteit een bedreiging
kan vormen voor rechtsstaat en/of democratie.
Radicaler en daardoor inherent problematischer
is de transformatieve claim. Die impliceert een kritiek op de sociale en
juridische orde zelf. Met andere woorden, deze pretendeert een ‘sociale
pathologie’ aan het licht te brengen. Het probleem is dan niet dat de dominante
orde zou leiden tot marginalisering of pathologisering van een identiteit,
maar dat die dominante orde zelf pathogeen is. Zeker is dat soms een plausibele
claim.Voorbeelden: de sexuele orde als zodanig is onderdrukkend; de westerse
cultuur verminkt andere culturen; of: het ‘management-denken’ vormt een
perversie van zinvolle menselijke praktijken. Maar hoe om te gaan met andere
voorbeelden als: democratie perverteert de theologische orde; de westerse
mobiliteit ondermijnt de stabiliteit van burgerlijke maatschappij en rechtsstaat;
of: vergaande privatisering van overheidsdiensten is nodig om zinvolle
menselijke praktijken te kunnen accomoderen?
(Deze tekst is verschenen in de webzine-versie
van Inter/Akta, no 1, juli 1999. Zie ook de website van het Centrum
voor Filosofie en Kunst.)
U kunt ook: