Erasmus Universiteit Rotterdam [ Erasmus University home page | Dept. of Philosophy home page ]
 
 
 

Wildheid en minoriteit
 

Misschien is het verhelderend om minoriteiten zo te zien: als wilde elementen in een geregelde omgeving. Bij de notie van ‘wildheid’ komen snel associaties als ‘natuurlijk’, ‘onbeschaafd’, ‘woest’, en dergelijke naar voren. Dat is niet helemaal onjuist, maar wel te beperkt. Wildheid doet zich op allerlei plaatsen en in alllerlei gedaanten voor. Het begrip verwijst naar die eigenschappen of processen die zich niet laten invoegen in een dominante orde. Verder is wildheid niet iets ‘natuurlijks’ in de zin van ‘primordiaal’, een ‘oervorm’ die vooraf gaat aan regelende beschaving. Het is juist het produkt van orde en regel. Overal waar wordt geregeld, is als (neven)effect ook produktie van wildheid.
 Omdat minoriteit/wildheid zich kenmerkt door de ‘onttrekkende’ beweging (of ‘deterritorialisatie’) en door haar inherente instabiliteit, is het moeilijk of zelfs onmogelijk haar direct waar te nemen of te beschrijven. Zij kan eigenlijk alleen worden opgespoord via de, wel waarneembare en minder vluchtige, ontregelende effecten die zij teweeg kan brengen op dominante ordes en structuren. En via de mechanismen en strategieën die worden ingezet om haar alsnog aan een ordening te onderwerpen: bijvoorbeeld disciplinering, politisering, esthetisering. Het opsporen en aantonen van minoriteit/wildheid is, gegeven de elusieve aard ervan, niet uitsluitend, of misschien zelfs niet in de eerste plaats, een kwestie van filosofische, of zelfs maar van discursieve analyse. Het is aannemelijk dat het opsporen van minoriteit/wildheid, dan wel het bevorderen van de sensitiviteit ervoor, veelal een kwestie is van evocatie, waarvoor kunst een beter medium is dan filosofie of wetenschap. Maar hoe dit ook zij, de sociale en culturele betekenis van minoriteit of wildheid komt altijd alleen tot stand via positieve identificatie en via interpretatie. En dat vereist toch filosofische, of wetenschappelijke, analyse.
 Hoe dit geschiedt, is in hoge mate afhankelijk van (of misschien beter: bepalend voor) de maatschappelijke of wetenschappelijke discipline waarin men zich voegt. De antropologie is bij uitstek de wetenschap die alle maatschappelijk leven ziet als opgebouwd uit spanningsverhoudingen tussen categorieën van ‘wilde’ en ‘beschaafde’ eigenschappen of kenmerken, tussen ‘minoriteiten’ en ‘majoriteiten’. Maar de antropologie is dus ook bij uitstek de wetenschap die wildheid of minoriteit het meest letterlijk neemt, en de sterkste pretentie heeft haar te kunnen ‘fixeren’: identificeren en positiveren. In de sociologie verschijnt minoriteit/wildheid als dat wat afwijkt van ‘normaal’ maatschappelijk functioneren. Er is altijd deterritorialisatie, produktie van minoriteit/wildheid door de dwang van de norm, en reterritorialisatie, incorporatie van minoriteit/wildheid in de norm.
Vanuit politiek perspectief staat de beïnvloeding van het collectieve handelen door minoriteit/wildheid centraal. De politieke sfeer is bij uitstek ‘semi-wild’, in die zin dat daar veel van de disciplinerende en regulerende invloeden van overige maatschappelijke instituties en krachtsverhoudingen zijn buitengesloten: individuen ontmoeten elkaar in de politieke sfeer zoveel mogelijk als gelijke en vrije burgers. Maar anderzijds beoogt de politieke sfeer natuurlijk geen loutere ‘onthechting’ van die instituties en die krachtsverhoudingen. Integendeel, zij probeert die te beïnvloeden. Daarin krijgt minoriteit/wildheid ook een strategische betekenis. Zo kan de notie van minoriteit worden ‘gepositiveerd’ tot vehikel van een ‘sociale beweging’: een groep personen die erin is geslaagd een vluchtige ‘minoritaire’ identificatie tot een stabiel, ‘positief’ kenmerk van groepsidentiteit en groepshandelen te maken. Het doel van zo’n beweging kan emancipatoir zijn: het zoeken van publieke erkenning als legitiem onderdeel van de dominante maatschappelijke orde, waarvan zij tot nu toe is uitgesloten. Maar het doel van zo’n beweging kan ook ‘transformatief’ zijn. Zij beoogt dan niet een plaats binnen de bestaande orde, maar probeert die orde juist te destabiliseren. Zij zoekt geen erkenning in termen van de dominante orde, maar de transformatie van die orde, zodat nieuwe moge.lijkheden voor erkenning ontstaan en oude in twijfel worden getrokken. In die benadering vormt minoriteit/wildheid een voortdurende potentiële ondermijning en uitdaging van de bestaande dominante sociale orde.
 Dat minoriteit/wildheid een potentiële hervormende of zelfs transformatieve kracht heeft, zegt echter nog niets over haar normatieve status. Integendeel, het maakt de vraag naar die status des te meer van belang. Bij de emancipatoire aanspraak is dit probleem relatief eenvoudig. Er wordt immers uitgegaan van de legitimiteit van de bestaande orde, en er wordt niet meer geëist dan gelijke behandeling of berechtiging voor een niet (volledig) erkende identiteit. De vraag is dan alleen of er speciale redenen zijn om daar niet op in te gaan. Bijvoorbeeld: homosexueel huwelijk, of adoptie. Speciale redenen voor niet-erkenning zullen vooral bestaan wanneer erkenning van een groepsidentiteit een bedreiging kan vormen voor rechtsstaat en/of democratie.
Radicaler en daardoor inherent problematischer is de transformatieve claim. Die impliceert een kritiek op de sociale en juridische orde zelf. Met andere woorden, deze pretendeert een ‘sociale pathologie’ aan het licht te brengen. Het probleem is dan niet dat de dominante orde zou leiden tot marginalisering of pathologisering van een identiteit, maar dat die dominante orde zelf pathogeen is. Zeker is dat soms een plausibele claim.Voorbeelden: de sexuele orde als zodanig is onderdrukkend; de westerse cultuur verminkt andere culturen; of: het ‘management-denken’ vormt een perversie van zinvolle menselijke praktijken. Maar hoe om te gaan met andere voorbeelden als: democratie perverteert de theologische orde; de westerse mobiliteit ondermijnt de stabiliteit van burgerlijke maatschappij en rechtsstaat; of: vergaande privatisering van overheidsdiensten is nodig om zinvolle menselijke praktijken te kunnen accomoderen?
 

(Deze tekst is verschenen in de webzine-versie van Inter/Akta, no 1, juli 1999. Zie ook de website van het Centrum voor Filosofie en Kunst.)
 


U kunt ook: