ONBEHAGEN IN HET PARADIJS

Essay door prof.dr. Ruut Veenhoven in het kader van het jaarthema van Hovo Rotterdam 2011/2012
Studiegids HOVO Rotterdam 2011/2012, pp. 30-33

Tekenen van onvrede
Er is veel onvrede in Nederland over Nederland. De kranten staan vol van zorgelijke berichten over verval van het onderwijs, groeiende kloof tussen burger en bestuur, mislukken van de multiculturele samenleving, wankelend pensioenstelsel, onbetaalbare zorg en economische neergang. Er is ook sprake van ‘nieuwe hufterigheid’ en als vanouds wordt er geklaagd over de jeugd van tegenwoordig en teloorgang van de moraal. Deze zorgen over de Nederlandse samenleving spelen tegen de achtergrond van gesomber over de toestand van wereld als geheel en apocalyptische voorstellingen over de ondergang van de planeet aarde.
Deze onvrede leeft niet alleen in het publieke discours, maar ook bij individuele Nederlanders. Dat blijkt ondermeer uit enquêtes waarbij gevraagd wordt naar tevredenheid met diverse aspecten van het bestaan. Nederlanders zijn gemiddeld dik tevreden over zichzelf, over hun naasten en over hun huis, maar ontevreden over de publieke ruimte, het openbaar vervoer en de politiek. Hoe verder zaken van hun bed staan, hoe minder tevreden Nederlanders erover zijn. De onvrede heeft politiek gestalte gekregen met de opkomst van protest partijen. Aan de rechterzijde was dat eerst de LPF en nu de PVV. Aan de linkerzijde appelleert ook de SP aan de onvrede van de burgers, zoals ondermeer blijkt uit het symbool van de gegooide tomaat.

Tekenen van geluk
Toch zijn Nederlanders bepaald niet ongelukkig. Als in enquêtes gevraagd wordt naar een rapportcijfer voor eigen leven is het antwoord overwegend positief. Niet minder dan 65% waardeert het eigen leven met een 8 of meer en slechts 7% van de bevolking antwoordt met een cijfer van 5 of minder. Het gemiddelde gelukscijfer is 7.6. Daarmee behoort Nederland tot de 15 meest gelukkige landen van de wereld. De gemiddelde Nederlander is ook nog eens gelukkiger dan de gemiddelde burger in omringende landen, gelukkiger dan de gemiddelde Engelsman (7,4), de gemiddelde Belg (7,3) en de gemiddelde Duitser (7,1).
Nederlanders leven niet alleen gelukkig, maar ook lang. De levensverwachting bij geboorte is momenteel ruim 79 jaar. Bij elkaar maakt dit dat de gemiddelde Nederlander 60 gelukkige levensjaren beleeft. Dat is andere koek dan in Zimbabwe, waar het cijfer op 12 staat en ook weer beduidend beter dan bij de buren. De gemiddelde Nederlander beleeft 3,5 meer gelukkige levensjaren dan de gemiddelde Duitser.
Het gaat Nederlanders wat dit betreft niet alleen goed, maar ook steeds beter. Het  gemiddelde geluk is sinds de jaren 1970 met een kwart punt gestegen. Omdat de levensduur in die 40 jaar ook flink te toegenomen zijn er ruim 5 gelukkige levensjaren bij gekomen.
Historisch gezien is die vooruitgang ongekend. Nederlanders denken dus dat het slecht gaat met het land terwijl ze weten dat het goed gaat met henzelf. Hoe rijmen ze dat? Ondermeer door te denken dat ze een uitzondering op de regel zijn. Nederlanders schatten het geluk van de gemiddelde Nederlander lager in dan hun eigen geluk. Dit patroon van onderschatting van
het geluk van de gemiddelde landgenoot doet zich ook in andere landen voor.

Verklaringen voor de discrepantie
Waarom zoveel onvrede over de Nederlandse samenleving, die het kennelijk toch goed doet? Waarom dat verschil tussen publiek discours en private beleving? Helemaal zeker zullen we dat nooit weten, maar we kunnen wel een aantal mogelijke verklaringen aftasten. Hieronder verken ik de rol van spelers in het publieke discours: boodschappers, leveranciers en consumenten van kritiek. Voor ieder daarvan bekijk ik waarom zwartkijkerei de boventoon voert en waarom die tendens allengs sterker wordt.

Boodschappers van kritiek
De onvrede met de Nederlandse samenleving manifesteert zich vooral in de media en in het bijzonder voor kranten, opiniebladen en nieuwsrubrieken op radio en TV. In die sector geldt het adagium ‘Goed nieuws is geen nieuws’. Als het aantal moorden toeneemt, staat dat op de voorpagina van de krant, neemt het aantal af dan staat dat op zijn best in een berichtje verder op.
Komt dat omdat het journalistenvak zwartkijkers trekt? Misschien, maar er is zeker meer aan de hand. Misstanden en rampen leveren meer stof. Er valt meer te vertellen over wat er mis is en waarom dan over zaken die gewoon goed gaan. Veel journalisten zien het ook als hun roeping om misstanden aan de orde te stellen en die ideologie gaat mooi samen met de praktische noodzaak om de krant vol te krijgen. Er zijn aanwijzingen dat slecht nieuws allengs meer de overhand krijgt, ondermeer dat berichtgeving over moord prominenter wordt terwijl het aantal moorden daalt. Een van de oorzaken lijkt toenemende concurrentie om de aandacht van massa publiek te zijn, samenhangend met concentratie in de media wereld.

Leveranciers van kritiek
Hoewel journalisten soms zelfstandig maatschappelijke misstanden aan de orde stellen, fungeren de media toch voornamelijk als doorgeefluik voor misnoegen van andere partijen. Dat zijn niet zozeergefrustreerde ingezondenbrievenschrijvers, maar vooral georganiseerde groepen.
Veel stof wordt aangeleverd door belangengroepen, zoals de bond van verpleegkundigen of milieubescherming. Als er zich een geval van milieuverontreiniging voordoet zorgt de plaatselijke actiegroep wel dat dit in de krant komt en stelt de landelijke koepelorganisatie vervolgens het falen van de landelijke regelgeving aan de orde. Nederland telt veel van dat soort organisaties; voor ieder probleem is er wel een club, niet zelden met een professionele communicatie afdeling. Tussen die organisaties woedt een discreet gevecht om plaats op de politieke agenda. De media worden ook gevoed door tal van instellingen voor sociaal onderzoek zoals universiteiten, het Sociaal en Cultureel Plan bureau en onderzoeksinstituten voor een bepaalde sector, zoals het Trimbos Instituut voor geestelijke gezondheid en verslavingszorg. Net als journalisten voelen onderzoekers zich vaak geroepen om maatschappelijke problemen aan de orde te stellen en net als journalisten hebben ze er ook belang bij om dat te doen. Zonder probleem geen geld voor onderzoek en zonder geld geen baan. Dit leidt er toe dat veel problemen gesignaleerd worden en niet zelden dat ze ook worden uitvergroot.
Naast organisaties voor een specifiek belang zijn er ook politieke partijen die primair het algemeen belang beogen. Daarvoor moeten ze echter wel een programma met specifieke punten hebben, en liefst aansprekende punten met urgentie. Het vak van politici is om problemen op te lossen, maar om dat vak uit te oefenen moeten er wel problemen zijn. Politici stellen dus graag problemen aan de orde en proberen die hoog op de politieke agenda te krijgen. Dat is lastiger naarmate er meer partijen in de zelfde vijver vissen.
Zo bezien kan de toenemende nadruk op maatschappelijke problemen begrepen worden als gedrang op de politieke agenda. Er zijn weliswaar minder dringende problemen dan in de slechte oude tijd, maar steeds meer partijen die de overgebleven problemen steeds beter articuleren.

Consumenten van kritiek
Dat slecht nieuw domineert in de media komt ook omdat het beter verkoopt. Slecht nieuws heeft een hogere attentiewaarde dan goed nieuws. Komt dat omdat lezers, kijkers en luisteraars belust zijn op sensatie? Sensatiezucht speelt zeker een rol, vooral in populaire media. Er zijn echter fundamenteler redenen. Van nature zijn wij meer gespitst op negatieve signalen dan op positieve, en niet zonder reden. Alertheid op wat er mogelijk mis is vergroot de kans op overleving en daarom zijn de genen van te luchthartige voorouders uit het pakket verdwenen. Die alertheid op wat er mogelijk mis is doet zich ook voor in ons gevoelsleven. Hoewel wij veel meer prettige evoelens ervaren dan onprettige gevoelens, dringen die onprettige evoelens zich sterker op aan het bewustzijn. Dit verschil valt te vergelijken met signalen in een machinekamer, een groen lichtje als lles goed gaat en een harde beltoon als er ergens iets mis is.
Dit verklaart constante belangstelling voor maatschappelijke misstanden, maar nog niet de toename van de belangstelling daarvoor. Een van de redenen is ongetwijfeld dat burgers allengs meer zijn gaan geloven in maakbaarheid van de samenleving en dat veranderingen in opvoeding en scholing een kritische houding hebben gestimuleerd. Daarnaast speelt wellicht ook een psychologisch effect: de mens is geëvolueerd in gevaarlijke omstandigheden en daarom zijn wij toegerust op signalering van gevaar. Net als andere menselijke potenties vraagt dat systeem om gebruik en als het te lang niet gebruikt wordt gaat het spooksignalen afgeven, waarmee het zichzelf in stand houdt. Soortgelijke effecten treden op bij experimenten met ‘sensorische deprivatie’ en onderbenutting van het immuunsysteem leidt soms ook tot overreactie. In dit licht bezien is de toenemende bezorgdheid een bijverschijnsel van een ongewoon paradijselijke toestand.

Jammerend vooruit
Zoals gezegd leven we nu langer en gelukkiger dan ooit en is de trend nog steeds positief. Ook tal van andere sociale indicatoren staan op groen. Die maatschappelijke vooruitgang wordt echter begeleid door toenemend gejammer. Vreemd op het eerste gezicht, maar misschien toch onderdeel van het proces. Doordat problemen steeds beter gearticuleerd worden, worden er ook meer problemen opgelost. Door de toenemende concurrentie op de politieke agenda, is de selectie wellicht ook beter geworden, ondermeer de selectie op het realiteitsgehalte van de punten die worden ingebracht. Geen vooruitgang zonder besef van problemen en publieke discussie over oplossingen. Dat proces geeft onbehagen, maar het resultaat mag er zijn.