ABORTUS

R. Veenhoven & B. Sondermeyer
NISSO Literatuurstudie nr. 6, Nederlands Instituut voor Sociaal Seksuologisch onderzoek, NISSO, Zeist, 1973, 358 blz.

Samenvatting en conclusies
De centrale probleemstelling die aan deze studie ten grondslag lag, was de vraag naar de effecten van liberalisering van het abortusbeleid. Voorts is geprobeerd de achtergronden van het abortusprobleem in kaart te brengen. Er is gezocht naar de determinanten van het ontstaan van ongewenste zwanger-schappen en er is geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag waarom zoveel mensen eigenlijk tegen abortus zijn.De volgende globale conclusies kunnen worden geformuleerd, Voor de nuances en details zij verwezen naar de betreffende paragrafen.

Deel I Effecten van liberalisering van het abortusbeleid

Effecten van liberalisering op de frequentie van abortus

Effecten van liberalisering op de lichamelijke gezondheid

Effecten van liberalisering op de geestelijke gezondheid

Effecten van liberalisering op enige andere gebieden

 

Effecten van liberalisering op het geboortecijfer

Overgangsproblemen bij liberalisering

Deel II Achtergronden van het ontstaan van ongewenste zwangerschap

Deel III Weerstanden tegen liberalisering

  • De opvattingen omtrent abortus verschillen momenteel sterk. Het is aannemelijk dat die verschillen in de toekomst minder groot zullen worden doordat de liberale attitude steeds algemener acceptatie vindt (16/)
  • De opvattingen ten aanzien van abortus hangen nauw samen met de attituden ten aanzien van sexualiteit en anti-conceptie (16/ 2.2 en 16/ 2.3)
  • Het denken over sexualiteit en geboortebeheersing is sterk veranderd onder invloed van verschillende deels samen-hangende sociaalstructurele veranderingen op het gebied van o.a.:
    — positie van de vrouw in maatschappij (16/ 3.1)
    - positie van het kind (16/ 3.2)
    — de gezinsstructuur (16/ 3.3)
    — gezag van de kerk (16/ 3.4)
    — welvaartsniveau (16/ 3.5)
    — mogelijkheden tot sociale stijging (16/ 3.6)
  • Het abortustaboe blijkt nog het sterkst te leven bij die mensen en groepen die het minst met deze veranderingen hebben kunnen meekomen. Mensen die zich restrictief opstellen ten aanzien van abortus kenmerken zich dan ook door:
    — hogere leeftijd (16/ 1.1)
    — laag opleidingsniveau (16/ 1.7.e)
    — laag sociaal milieu (16/ 1.7.a)
    — traditionalistische oriëntatie (16/ 2.5)
    — kerksheid (16/ 1.7.g)
    — persoonlijkheidsstructuur die aanpassing aan ingrijpende culturele veranderingen bemoeilijkt (16/ 1.6)
  • De houding ten aanzien van abortus wordt voorts sterk beïnvloed door eigen plannen ten aanzien van voortplanting (16/ 1.3 en 16/ 1.4) en de mate waarin men met abortus geconfronteerd is geweest (16/ 1.5)
  • Binnen de groep van medici zijn duidelijke verschillen aanwijsbaar; ondermeer tussen psychiaters, huisartsen en gynaecologen. De eersten betonen zich het meest permissief, de laatsten het meest afwijzend. De achtergrond van deze verschillen kan ondermeer gelocaliseerd worden in beroepsopvatting, aard van het contact met de patiënt, ervaring en opleiding (15/ ).