ABORTUS
R. Veenhoven & B. Sondermeyer
NISSO Literatuurstudie nr. 6, Nederlands Instituut voor Sociaal Seksuologisch onderzoek,
NISSO, Zeist, 1973, 358 blz.
Samenvatting en conclusies
De centrale probleemstelling die aan deze studie ten grondslag lag, was
de vraag naar de effecten van liberalisering van het abortusbeleid. Voorts is geprobeerd
de achtergronden van het abortusprobleem in kaart te brengen. Er is gezocht naar de
determinanten van het ontstaan van ongewenste zwanger-schappen en er is geprobeerd een
antwoord te vinden op de vraag waarom zoveel mensen eigenlijk tegen abortus zijn.De volgende globale conclusies kunnen worden geformuleerd, Voor de
nuances en details zij verwezen naar de betreffende paragrafen.
Deel I Effecten van liberalisering van het abortusbeleid
Effecten van liberalisering op de frequentie van abortus
- Bij liberalisering van het abortusbeleid stijgt het aantal abortussen
(1/ 3.1)
- Hoe minder mogelijkheden tot anti-conceptie, hoe sterker het aantal
abortussen toeneemt (1/ 3.2)
- Het aantal illegale ingrepen neemt na liberalisering af, hoewel de
illegale abortus zelden helemaal verdwijnt (2/4.1)
- Hoe meer de abortusvrijheid wordt ingeperkt door teams,
indicatiestelsels etc., hoe groter de omvang van illegale abortus (2/4.3)
- Waar onvoldoende faciliteiten zijn om een wettelijke liberalisering te
effectueren, blijft de frequentie van illegale abortus hoog (2/4.2)
Effecten van liberalisering op de lichamelijke gezondheid
- De uit medisch oogpunt veiligste methode van aborteren is voor de
doorsnee patiënt zuigcurettage bij een poliklinische behandelwijze (3/ 1)
- Verschillen in risico bij abortus worden veroorzaakt door:
abortusmethode (3/ 1.3.1)
methode van verdoving (3/ 1.3)
indicatiestelling (3/ 1.3.2)
duur van de zwangerschap (3/ 1.3.1)
bekwaamheid en ervaring (3/ 1.3 en 3/ 1.3.3)
permissiviteit van het abortusbeleid (3/ 1.3.2)
- In landen waar de abortuswetgeving al geruime tijd is geliberaliseerd
ligt het risico bij abortus beduidend lager dan bij een bevalling (3/ 2.2)
- Na legalisatie van abortus neemt het sterftecijfer als gevolg van
legale zowel als illegale abortus sterk af (3/ 2.2)
Effecten van liberalisering op de geestelijke gezondheid
- Ongewenste kinderen lopen een aanmerkelijk grotere kans op een
vroegtijdigeXvervroegdeX dood en een deficiënte persoon- lijkheidontwikkeling dan
gewenste kinderen (4/2.2)
- Omdat het hier om een aantal ongewenste zwangerschappen van tenminste
33.000 per jaar gaat, vormt het verschijnsel ongewenste zwangerschap een ernstige druk op
de geestelijke volksgezondheid. Dit blijkt het sterkst in sociaal gedepriveerde milieus.
Liberalisering van het abortusbeleid betekent als zodanig een grote bijdrage tot de
geestelijke volksgezondheid op de lange termijn (4/ 2.3)
- Abortus komt de geestelijke gezondheid van ongewenst zwangere vrouwen
meestal ten goede. Het therapeutisch effect is groter naarmate de wens van de vrouw om
abortus sterker is (4/ 1.1).
- Verwerkingsproblemen na abortus doen zich soms in specifieke gevallen
voor; vooral waar ongewenst zwangere vrouwen door familie, artsen en autoriteiten
afwijzend bejegend worden (4/ 1.2)
Effecten van liberalisering op enige andere gebieden
- Liberalisering van het abortusbeleid leidt niet tot grotere
zedeloosheid (6/ 1). Vrouwen die zich laten aborteren zijn ook niet zedelozer dan de
gemiddelde vrouw (9/ 1.5)
- Liberalisering leidt evenmin tot verminderde huwelijkstrouw; eerder tot
het omgekeerde (6/ 4)
- Liberalisering leidt ook niet tot een verminderde eerbied voor het
leven (6/ 4)
- Liberalisering van het abortusbeleid leidt alleen dan tot een
verminderde belangstelling voor anti-conceptie als adequate verspreiding van middelen en
voorlichting niet mogelijk is
Effecten van liberalisering op het geboortecijfer
- Verruiming van de mogelijkheden tot abortus leidt tot een neerwaartse
druk op het geboortecijfer. De mate waarin, is afhankelijk van: het aantal ongewenste
zwangerschappen, het niveau van anti-conceptie en de omvang van de illegale abortus voor
wetswijziging (5/ ).
Overgangsproblemen bij liberalisering
- Liberalisering gaat meestal gepaard met een aantal overgangs-problemen.
In Nederland hebben wij die problemen al weer goeddeels achter de rug dankzij de snelle
ontwikkeling van een hulpverleningsapparaat buiten de gevestigde medische organisaties om
(7/ ).
Deel II Achtergronden van het ontstaan van ongewenste
zwangerschap
- Het is nog niet erg duidelijk waarom mensen wel of geen kinderen willen
(10/ 1). We weten beter hoe het komt dat veel mensen die geen kinderen (meer) willen er
toch niet in slagen een zwangerschap te voorkomen (10/ 2).
- De kans op het falen van pogingen tot voorkoming van zwangerschap is
het grootst bij mensen die:
niet goed weten wat ze willen (11/ 1.1)
niet goed overweg kunnen met de eigen sexualiteit (11/ 1.2 en
11/ 1.3)
over het algemeen niet zo bekwaam zijn (11/ 4.1)
sexueel onervaren zijn (11/ 1 .4.2)
weinig inzicht hebben in eigen vruchtbaarheid (11/ 1.4.2.c)
geen goede relatie hebben met hun partner (11/2)
in de coïtussituatie veel op het spel hebben staan (11/ 3.2)
afkomstig zijn uit traditioneel georiënteerde, enigszins
achtergebleven groepen (11/ 4)
- Het probleem van ongewenste zwangerschap kan gezien worden als
uitvloeisel van een vertraagde omschakeling op een nieuw systeem van geboortebeheersing.
Door veran-deringen in o.a. de gezinsstructuur moest het oude systeem van onthouding
worden vervangen door geboortebeheersing middels anti-conceptie, maar de waarden en
structuren waarmee het oude systeem ondersteund werd hebben deze omschakeling belemmerd
(11/ 4.2.b)
Deel III Weerstanden tegen liberalisering
- De opvattingen omtrent abortus verschillen momenteel sterk. Het is
aannemelijk dat die verschillen in de toekomst minder groot zullen worden doordat de
liberale attitude steeds algemener acceptatie vindt (16/)
- De opvattingen ten aanzien van abortus hangen nauw samen met de
attituden ten aanzien van sexualiteit en anti-conceptie (16/ 2.2 en 16/ 2.3)
- Het denken over sexualiteit en geboortebeheersing is sterk veranderd
onder invloed van verschillende deels samen-hangende sociaalstructurele veranderingen op
het gebied van o.a.:
positie van de vrouw in maatschappij (16/ 3.1)
- positie van het kind (16/ 3.2)
de gezinsstructuur (16/ 3.3)
gezag van de kerk (16/ 3.4)
welvaartsniveau (16/ 3.5)
mogelijkheden tot sociale stijging (16/ 3.6)
- Het abortustaboe blijkt nog het sterkst te leven bij die mensen en
groepen die het minst met deze veranderingen hebben kunnen meekomen. Mensen die zich
restrictief opstellen ten aanzien van abortus kenmerken zich dan ook door:
hogere leeftijd (16/ 1.1)
laag opleidingsniveau (16/ 1.7.e)
laag sociaal milieu (16/ 1.7.a)
traditionalistische oriëntatie (16/ 2.5)
kerksheid (16/ 1.7.g)
persoonlijkheidsstructuur die aanpassing aan ingrijpende
culturele veranderingen bemoeilijkt (16/ 1.6)
- De houding ten aanzien van abortus wordt voorts sterk beïnvloed door
eigen plannen ten aanzien van voortplanting (16/ 1.3 en 16/ 1.4) en de mate waarin men met
abortus geconfronteerd is geweest (16/ 1.5)
- Binnen de groep van medici zijn duidelijke verschillen aanwijsbaar;
ondermeer tussen psychiaters, huisartsen en gynaecologen. De eersten betonen zich het
meest permissief, de laatsten het meest afwijzend. De achtergrond van deze verschillen kan
ondermeer gelocaliseerd worden in beroepsopvatting, aard van het contact met de patiënt,
ervaring en opleiding (15/ ).