ABORTUS IN DE POLITIEK

Ruut Veenhoven
Gepubliceerd in: Socialisme en Democratie, jaargang 25, nr. 10, oktober 1968, blz. 540-551

Abortus als ethisch probleem
Sommige mensen vinden dat abortus1) geoorloofd is, terwijl anderen dit ontkennen. Dat verschil van mening dateert al van voor onze jaartelling. Sinds tijden hebben voor- en tegenstanders van abortus elkaar bestreden. Tot op de huidige dag. In de discussie is in de loop der tijd niet zo gek veel veranderd. Steeds komen dezelfde argumenten naar voren. Tijdens de laatste vijftig jaar is slechts een enkele redenering aan het repertoire toegevoegd. Hieronder een overzicht van de momenteel meest gangbare argumenten pro- en contra het toestaan van abortus.

Argumenten vóór het toestaan van abortus

  1. de argumenten die pleiten voor geboortebeperking: voorkomen van overbevolking, verbetering van de economische positie van zowel gezin als maatschappij, meer mogelijkheden voor een goede opvoeding van de kinderen, minder lichamelijke en geestelijke belasting van de vrouw, minder kans op buiten-echtelijke kinderen, enz,

  2. de argumenten die pleiten tegen het verbod op abortus, te weten
    • het verbod op abortus heeft tot gevolg dat veel vrouwen zich door knoeiers laten behandelen in plaats van door een bevoegd arts, hetgeen veel ongelukken veroorzaakt;
    • het verbod op abortus laat vaak geen ruimte voor ethische twijfelgevallen zoals gevallen waar de zwangerschap gevolg is van aanlanding, gevallen waar voortzetting van de zwangerschap gevaar voor de gezondheid van de vrouw met zich mee brengt, gevallen waarin grote waarschijnlijkheid bestaat dat het kind ernstig gehandicapt ter wereld zal komen, enz.
    • men mag niemand verbieden over eigen lichaam te beschikken.

Argumenten tegen het toestaan van abortus

  1. de argumenten die pleiten tegen geboortenbeperking:
    ongewenste geboortendaling, daarmee belemmering van de economische groei, verzwakking van de huwelijksband, zedenverwildering, verstoring van de loop der natuur, schade aan de gezondheid van de vrouw enz.
  2. het argument dat de foetus recht op leven heeft, wat niet geschonden mag worden
    dit argument komt in verschillende variaties voor: abortus is moord, als abortus wordt toegelaten, staat de deur naar euthanasie ook open, abortus is tegen de wil van God, enz.
  3. het argument dat abortus schadelijk is voor de geestelijke gezondheid van de vrouw.

Bij ieder van deze argumenten hoort weer een aantal stereotiepe tegenargumenten. Ik ga daar niet verder op in.

Abortus als maatschappelijk probleem
Zoals uit verschillende van deze argumenten al blijkt, vormt abortus niet uitsluitend een ethisch probleem, maar ook een maatschappelijk probleem. Abortus is tot een maatschappelijk probleem geworden omdat de maatschappij één van de ethische visies ten aanzien van abortus heeft overgenomen, namelijk de afwijzende visie, en naleving daarvan tracht af te dwingen. In Nederland is abortus sinds 1897 hij de wet verboden. Slechts voor enkele bijzondere gevallen wordt op dit verbod een uitzondering gemaakt. Dat heeft een aantal problemen doen ontstaan die ik hieronder in het kort weergeef.

Ontduiking en de gevolgen daarvan
Het abortusverbod wordt massaal ontdoken. Het geschat aantal illegale abortussen in Nederland varieert van 20.000 tot 60.000 per jaar2). Deze massale ontduiking schept drie ongewenste situaties. Ten eerste wordt hiermee aan het prestige van de wet afbreuk gedaan. Ten tweede, en belangrijker, wordt de volksgezondheid er door geschaad. De illegale abortussen worden grotendeels uitgevoerd door de vrouwen zelf of door niet-geschoolde aborteurs. Voor zover de illegale abortus wel door een bevoegd medicus wordt verricht, geschiedt dit vaak niet in een adequate ruimte. Gevolg is een aanzienlijk aantal ongelukken, waarbij een enkele maal per jaar zelfs doden vallen. Het ligt voor de hand dat de niet-geschoolde aborteur meer ongelukken veroorzaakt dan een arts. Daarmee komen we tot een derde ongewenst uitvloeisel van het abortusverbod. Want de dokter is nu eenmaal duurder. Met als gevolg dat de lagere inkomensgroepen minder kans hebben om zonder al te groot risico van een ongewenste zwangerschap af te komen als de hogere inkomensgroepen.

Afbakening van wat wel en niet mag
Zoals hierboven al is opgemerkt, is abortus in enkele uitzonderingsgevallen toegestaan. Weliswaar is abortus naar de letter van de wet absoluut verboden, maar in enkele gevallen is het toch mogelijk. Buitenwettelijke en wettelijke straf- en schulduitsluitingsgronden staan daar borg voor3).
    Voorwaarde is dan dat de abortus wordt uitgevoerd omdat voortzetting van de zwangerschap ernstig gevaar voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid van de vrouw met zich meebrengt. In het woord ernstig ligt het eerste probleem al. Wie moet dat bepalen. Vaak doet de arts het alleen. Soms ook wordt zo’n uitspraak gedaan door informele commissies, die artsen hier en daar hebben gevormd om bij eventuele vervolging gedekt te zijn. Maar het is allemaal even vaag. De justitie weet er vaak ook moeilijk raad mee. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat dit één van de oorzaken is van het feit dat de veroordelingscijfers voor abortus zo exceptioneel laag zijn ten opzichte van het geschat aantal gevallen. Het aantal veroordelingen in 1963 bedroeg 384). Hiermee is slechts één afbakeningsprobleem aangeduid. Het afbakeningsprobleem binnen de medische indicatie. Er zijn echter andere gevallen dan die waarbij de gezondheid van de vrouw in het spel is en waar naar het oordeel van velen5) abortus mogelijk moet zijn. Dat betreft onder meer gevallen waar met vrij grote zekerheid voorspeld kan worden dat het kind ernstig misvormd zal zijn, zoals bijvoorbeeld bij Softenon-kinderen. Gevallen waar meisjes van onder de vijftien jaar zwanger raken of gevallen waar van te voren al vast staat dat de ouders niet in staat zullen zijn het kind groot te brengen, zodat het in een tehuis zal moeten opgroeien.
    In Nederland is abortus in dergelijke gevallen alleen maar mogelijk als de gezondheid van de moeder ermee in verband gebracht kan worden. Soms is men daar lang niet kinderachtig mee. Maar lang niet altijd. De houding en de opvattingen van de behandelende arts zijn hier vaak van grote invloed. Er blijft dus grote onzekerheid.

Tot zover de afbakeningsmoeilijkheden zelf. Nu het effect ervan. De afbakeningsmoeilijkheden hebben grote onduidelijkheid veroorzaakt. Publiek noch artsen weten er eigenlijk het fijne van. Wat betreft de artsen is dat nog eens gedemonstreerd in de televisie-uitzending die ‘Achter het Nieuws’ op 9 mei en 30 juni aan de abortus-problematiek wijdde. Dat zo weinig over de bestaande problematiek bekend is, is niet verwonderlijk. Er zijn verschillende factoren die er toe hebben bijgedragen dat de kennis hieromtrent tot kleine kring beperkt is gebleven.
    Allereerst is abortus een onderwerp dat het publiek vrijwel uitsluitend onder ogen komt in de vorm van krantenberichten over veroordelingen. Ten tweede suggereert de tekst van de wet een algemeen verbod. Ten derde zijn de juridische kunstgrepen waarmee abortus in bepaalde gevallen toch geoorloofd wordt verklaard, moeilijk te begrijpen. Ten vierde zijn de artsen tot wie het publiek zich in geval van ongewenste zwangerschappen wendt, vaak ook niet beter geïnformeerd. En ten slotte beschikken vele artsen niet alleen over onvoldoende informatie op dit punt, maar komt het ook voor dat artsen die informatie niet doorgeven omdat zij abortus ook in die gevallen waar de wet het toestaat, niet juist achten.
    Een en ander heeft tot gevolg dat jaarlijks in Nederland een onbekend aantal abortussen illegaal wordt uitgevoerd, terwijl het legaal had kunnen geschieden en dat in een onbekend aantal gevallen helemaal geen abortus wordt opgewekt, hoewel daarvoor wel medische termen aanwezig waren. Dat betekent een onnodig gevaar voor de volksgezondheid.

Tot zover de maatschappelijke problemen die voortvloeien uit het verbod op abortus. Volledigheidshalve merk ik hier bij op dat ik niet wil beweren dat alle problemen die het abortusvraagstuk met zich mee brengt een gevolg zijn van het verbod. Alle problemen zijn dan ook niet opgelost met een eenvoudige afschaffing van het verbod. Voor een deel zal de illegale abortus waarschijnlijk blijven6) en het ethisch conflict zal zeker ook niet ophouden te bestaan. Er wordt wel gezegd dat het abortusprobleem vanzelf zal verdwijnen. Dat anti-conceptie de abortus overbodig zal maken. Dit lijkt mij een wat optimistische visie.
    De toename van het gebruik van anti-conceptionele middelen is ten slotte geen zelfstandige factor. Deze toename is een gevolg van het feit dat een positieve attitude ten aanzien van gezinsbeperking steeds meer ingang vindt. Daardoor worden steeds meer zwangerschappen als ongewenst ervaren. Weliswaar wordt een groot deel van die zwangerschappen door anti-conceptie voorkomen, maar lang niet alle. Zelfs bij zorgvuldige toepassing van anti-conceptie blijft een constant fouten-percentage. Bij de ene methode is dat groter dan bij de andere. En daar komt dan nog bij dat grote aantallen mensen niet in staat zijn om anti-conceptie zorgvuldig toe te passen. Treffers betoogt dat vooral psychische factoren een adequaat gebruik van voorbehoeds-middelen vaak in de weg staan (1). Juist de mensen bij wie de anti-conceptie mislukt is blijken het meest abortus toe te passen7).
    Kortom, zolang er geen honderd-procent-zekere methode voor anti-conceptie is ontwikkeld die een uiterst geringe vaardigheid van de gebruiker vereist, en zolang een dergelijke methode niet algemeen ingang heeft gevonden, zal het abortusprobleem blijven bestaan. In zeker opzicht zal het zelfs nijpender worden, omdat, zoals gezegd, de mensen steeds minder geneigd worden om ongewenste zwangerschappen te accepteren.

Abortus als politiek probleem
Ieder maatschappelijk probleem is nog geen politiek probleem. Winkeldiefstallen komen bijvoorbeeld op vergelijkbare schaal voor als abortus, maar vormen daarom nog geen punt van politiek belang. Het abortusprobleem kan echter wel gezien werden als politiek probleem, en wel om de volgende redenen.
    Ten eerste is het een probleem waarover fundamenteel verschil van mening bestaat in de maat-schappij. Dat alleen al maakt het tot een politieke zaak; ongeacht de relevantie van het probleem binnen het politieke bestel.
    Ten tweede zijn met het probleem de belangen van een groot aantal mensen gemoeid. Tot de belanghebbenden moeten niet alleen gerekend worden de 20.000 tot 60.000 Nederlanders die jaarlijks abortus plegen, maar ook alle mensen die bij die abortussen betrokken zijn. Aborteurs, artsen, vrienden, vriendinnen, echtgenoten. Verder moeten ook tot de belanghebbenden gerekend worden alle mensen die met een ongewenste zwangerschap geconfronteerd zijn en daarbij abortus hebben overwogen, maar bij gebrek aan mogelijkheden daartoe niet hebben kunnen overgaan. Iedere schatting van de grootte van deze groep is een slag in de lucht. Maar dat hij kleiner zou zijn dan 100.000 lijkt mij toch onwaarschijnlijk.
    Ten derde vereist iedere ingreep in de probleemsituatie een politieke beslissing. Zoals ook trouwens het hele probleem grotendeels ontstaan is door een politieke beslissing.

Niettemin is het abortusprobleem momenteel weinig in trek in de politiek. Slechts drie partijen in Nederland noemen het in hun programma. De PSP, de PvdA en D’66. De PSP eist dat de bestaande gronden voor legale abortus worden uitgebreid8). De PvdA stelt vast dat de kwestie grondig bestudeerd moet worden9). En D’66 dring aan op een actievere meningsvorming10). Abortus is ook geen onderwerp dat regelmatig de aandacht heeft van de volksvertegen-woordiging. Evenmin bekommert de overheid er zich veel om. Ook de geringe belangstelling van zijde van de politiek voor het abortusprobleem heeft zijn redenen.
    Allereerst het feit dat aan het probleem politiek zo weinig eer te behalen lijkt. De politieke relevantie van problemen wordt vaak sterk bepaald door de mate waarin pressiegroepen zich er mee bezighouden. Met abortus houdt zich momenteel geen enkele pressiegroep van betekenis bezig. Weliswaar is de NVSH zich ostentatief aan het voorbereiden om meer als pressiegroep te gaan optreden en heeft zij het abortusprobleem op haar lijstje staan, maar van het systematisch uitoefenen van pressie om het abortusbeleid te veranderen is het nog niet gekomen.In het buitenland ligt dat vaak anders. Met name in Engeland en de Verenigde Staten opereren uitgesproken goed georganiseerde en actieve pressiegroepen. Dat heeft ook duidelijk zijn weerslag op de politieke belangstelling voor het abortusprobleem gehad. De Engelse Abortion-law Reform Association wist dank zij goede relaties met de pers grote aandacht voor het probleem te wekken en slaagde er onlangs in een aanzienlijke liberalisering van de Engelse abortuswet door te zetten.
    De tweede oorzaak waarom de politieke partijen het abortusprobleem links hebben laten liggen hangt sterk samen met de eerstgenoemde. De direct door het probleem getroffenen laten niet van zich horen. Zij vormen weliswaar een zeer grote groep, maar zij zijn volstrekt ongeorganiseerd en missen daardoor de mogelijkheid hun stem te verheffen. Nu zijn er wel méér ongeorganiseerde groepen in Nederland waarvoor de politieke partijen niettemin toch in het geweer komen. Bij voorbeeld de gastarbeiders. De problemen van deze groep zijn echter duidelijk zichtbaar. Ook voor het publiek. En daarom valt aan dergelijke problemen voor politieke partijen meer eer te behalen dan aan het abortusprobleem, dat ver buiten het gezichtsveld ligt.
    De derde, en naar het schijnt meest belangrijke, rem op politieke belangstelling voor het abortusprobleem is dan ten slotte de grote emotionele beroering en heftige tegenstand die vrijwel iedere actie ten aanzien van abortus met zich brengt. De vrees voor deze beroering heeft er zeker toe bijgedragen dat de status-quo al zo lang is gehandhaafd.

Abortus als politiek probleem voor de PvdA
De PvdA heeft tot nog toe niet meer gedaan dan aan het probleem geroken. Tot actie is het nog niet gekomen. De partij staat kennelijk voor een dilemma. Enerzijds wordt abortus wel als een probleem onderkend en hoort men — ook binnen de partij —stemmen die om liberalisering roepen. Anderzijds bestaat het gevaar dat, wanneer een eis tot vergaande liberalisering van de abortuswetten in het partijprogramma wordt opgenomen, er heftige conflicten binnen de partij ontstaan en een groot aantal kiezers wordt afgeschrikt. De grootte van dat gevaar is moeilijk te schatten omdat in Nederland nauwelijks opinie-onderzoek op dit punt is gedaan.
    Dit dilemma heeft ertoe geleid dat zo’n weinig zeggende opmerking over het abortusprobleem is opgenomen in Socialistisch Bestek 1967. Er wordt geconstateerd dat het probleem zorgwekkend is en dat daarom noodzakelijk een onderzoek moet worden ingesteld. Dat was een uitweg uit het dilemma, maar wel een vrij goedkope. Er zijn betere uitwegen denkbaar.
    Hoewel de discussie zich voornamelijk richt op de vraag of abortus verboden moet blijven of toegestaan moet worden, zijn er nog wel andere mogelijkheden. Er zijn tussenoplossingen te construeren. En daarvan zullen wij het ten slotte moeten hebben wil het ooit tot een verandering van het abortusbeleid komen.

In het formuleren van tussenoplossingen ligt dus één mogelijkheid voor actie van de PvdA. Een tweede mogelijkheid ligt in het suggereren van verbeteringen in het huidige, in de wet vastgelegde beleid. Dat zijn de kleinere puntjes, maar er valt zeker eer aan te behalen. Het overheids-beleid ten aanzien van abortus loopt namelijk nogal mank. Concreet: de PvdA kan zonder zich de vingers te branden toch iets doen aan het abortusprobleem en wel door zich in te zetten voor de volgende zaken:

  1. verbetering van de abortus-preventie in Nederland;
  2. verbetering van de kennis omtrent de bestaande bepalingen ten aanzien van abortus in Nederland;
  3. wijziging van de wet in die zin dat in een beperkt aantal gevallen abortus ook mogelijk wordt waar geen medische noodzaak voor het afbreken van de zwangerschap aanwezig is, maar een andere dringende reden.

Ik zal deze punten achtereenvolgens toelichten.

Om met het eerste te beginnen: abortus kan in vele gevallen voorkomen worden door gebruik van anti-conceptionele middelen
Een overheidsbeleid dat gericht is op de preventie van abortus, zal dan ook het gebruik hiervan moeten stimuleren. Een eerste stap in die richting is het wegnemen van de juridische beletselen tegen verkoop van en reclame voor anticonceptionele middelen. Momenteel is een wetsontwerp in behandeling waarmee beoogd wordt de juridische belemmeringen die momenteel nog tegen verkoop en aanbieding van anti-conceptionele middelen bestaan, weg te nemen11). De behandeling van het wetsontwerp is vertraagd doordat bezwaren zijn gerezen tegen een eventuele reclame op de televisie, welke volgens het voorgestelde wetsontwerp ook mogelijk moet worden. Het hoeft geen betoog dat uit oogpunt van abortus-preventie reclame op de televisie voor voorbehoedsmiddelen wenselijk is.
    Een tweede middel om anti-conceptie te stimuleren, kan zijn het uitoefenen van controle op de kwaliteit van ten verkoop aangeboden middelen. Door de overheid wordt momenteel geen controle uitgeoefend op de kwaliteit hiervan. Enkele grote leveranciers, zoals bijvoorbeeld de NVSH, voeren zelf een controle uit. De kleine detaillist doet dat niet. Hij zou het trouwens ook niet kunnen, want zoiets eist een kostbaar gespecialiseerd apparaat. Doordat niet overal controle wordt uitgeoefend, ontstaat het gevaar dat ondeugdelijke middelen onder het publiek komen. Deze kunnen ongewenste zwangerschappen veroorzaken die op hun beurt weer aanleiding kunnen zijn tot abortus. Ook uit oogpunt van abortuspreventie is het daarom nuttig dat de overheid toezicht uitoefent op de kwaliteit van ten verkoop aangeboden voorbehoedsmiddelen. Bijvoorbeeld door deze artikelen in de waren-wet op te nemen.
    Een derde middel om toepassing van anti-conceptie te bevorderen, is opneming van de pil in het ziekenfondspakket. Zoals al gezegd wordt abortus het meest toegepast door mensen die weliswaar geprobeerd hebben de zwangerschap te voorkomen door toepassing van anti-conceptie, maar wie dat door onjuist gebruik niet gelukt is. Uit oogpunt van abortuspreventie is het daarom wenselijk dat middel tot anti-conceptie ingang te doen vinden dat een zo klein mogelijke kans op fouten bij toepassing met zich mee brengt. Als zodanig wordt momenteel vrij algemeen de pil het meest geschikt geacht. Het verdient daarom aanbeveling het gebruik van de pil zoveel mogelijk te stimuleren. Dat kan onder andere door de pil op te nemen in het ziekenfondspakket. Voorzover de overheid dat in haar macht heeft, zal zij dit dienen te bevorderen.
    Ten slotte uiteraard de voorlichting. Dat voorlichting over anti-conceptie een hoogst belangrijk middel is voor de preventie van abortus hoeft geen betoog. Niettemin is het momenteel met die voorlichting maar mager gesteld. Er wordt slechts wat aan gedaan voorzover het particulier initiatief daartoe de stoot heeft gegeven. Er wordt geen systematisch overheidsbeleid gevoerd om anti-conceptionele voorlichting binnen het bereik van de gehele bevolking te brengen. Het beleid blijft grotendeels beperkt tot het verlenen van — overigens aanzienlijke — subsidies aan enkele particuliere organisaties, die echter maar een deel van de markt bestrijken. Gevolg daarvan is dat een groot aantal Nederlanders geen adequate voorlichting over anti-conceptie ontvangt. Uit oogpunt van abortuspreventie verdient het uiteraard aanbeveling hierin zo spoedig mogelijk verbetering te brengen.

Dan punt twee. Het scheppen van algemene bekendheid omtrent de bestaande bepalingen met betrekking tot abortus in Nederland.
Zoals in het voorafgaande al is verteld, is abortus in Nederland volgens de letter van de wet verboden, maar wordt door de rechter abortus op medische indicatie niettemin geaccepteerd. Daarmee zijn de juridische mogelijkheden in Nederland niet veel minder ruim dan in Engeland, waar onlangs na veel krakeel een liberalisering van de abortuswet werd doorgevoerd. Zoals eveneens in het voorafgaande al gezegd werd, weten slechts weinigen hiervan. Ook hier liggen een aantal maatregelen ter verbetering van die situatie voor de hand.
    De overheid kan voorlichting entameren onder de artsen. De overheid kan ook een voorlichtingsactie onder het publiek starten. Al dan niet in het kader van anti-conceptie-voorlichting. Het meest effectief zou echter zijn een wijziging van de tekst van de bestaande wet. De Engelse Abortion-act 1967 geeft een voorbeeld van een tekst waarin vrijwel identieke regels in voor iedereen begrijpelijke taal zijn neergelegd. De duidelijkheid zou door een nieuwe redaktie niet alleen worden verbeterd omdat allerlei juridische constructies daarmee overbodig worden, maar ook omdat het geheel gedurende de behandeling van de wijziging grote aandacht in de pers zal krijgen.

En dan het laatste punt. Beperkte verruiming van de bestaande wetgeving.
Zoals al gezegd zijn er een aantal ethische twijfelgevallen. Voor het toestaan van abortus in die gevallen is veel makkelijker een meerderheid te vinden dan voor een algehele opheffing van het verbod. Dat blijkt niet alleen uit peilingen van de publieke opinie in het buitenland12), maar ook uit opinie-onderzoek onder Nederlandse artsen13).
    Met redelijke kans op succes kan daarom worden voorgesteld aan de bestaande voorschriften twee regels toe te voegen. Ten eerste dat abortus is toegestaan in die gevallen waar kan worden aangetoond dat de vrouw niet verantwoordelijk is geweest voor het ontstaan van de zwangerschap. Ten tweede de regel dat abortus is toegestaan waar grote kans bestaat dat het kind met zodanige geestelijke en/of lichamelijke gebreken ter wereld komt dat het ernstig zal zijn gehandicapt. Een en ander ter beoordeling van een door de overheid ingestelde commissie waarin ten minste twee medici zitting hebben.

Ter illustratie van het eerste voorstel enige voorbeelden.

Ethisch juister zou zijn abortus toe te staan in alle gevallen waar de vrouw geen verantwoordelijkheid draagt voor het ontstaan van de ongewenste zwangerschap. Dus ook in die gevallen waar dat niet aantoonbaar is. Om praktische redenen is dat echter niet mogelijk. Iedereen kan ten slotte wel beweren dat hij alle redelijkerwijs te verlangen maatregelen heeft genomen om de ongewenste zwangerschap te voorkomen, maar dat dit om redenen die buiten zijn macht lagen niet is gelukt. Bijvoorbeeld door het scheuren van een condoom. Een dergelijke bewering is niet te controleren. Zou men op grond hiervan toch abortus toestaan, dan is in feite het hele verbod opgeheven. Dat is niet de bedoeling van dit voorstel. Ik probeer hiermee juist een realiseerbare tussenoplossing te construeren, die kan dienen als programma punt op korte termijn.

Dan tot slot nog een opmerking over het tweede voorstel. Abortus op eugenetische indicatie is momenteel in Nederland alleen toegestaan in zoverre het als medische indicatie ten tonele kan worden gevoerd. Dat kan lang niet altijd. Zo is het bijvoorbeeld niet aannemelijk te maken dat een kerngezonde en psychisch evenwichtige vrouw ernstig in haar geestelijke en/of lichamelijke gezondheid bedreigd zal worden door de geboorte van een Softenonbaby. Niettemin is het duidelijk dat deze geboorte voor moeder, gezin en vooral ook voor het kind zelf zoveel leed veroorzaakt, dat ethische bedenkingen tegen abortus hier niet meer geacht mogen worden te gelden.

NOTEN

1. Waar in dit artikel gesproken wordt over abortus wordt steeds bedoeld abortus-provocatus

2. Treffers, P. E. Abortus Provocatus en Anti-conceptie Bohn, 1965, Haarlem

3. Enschedé, Ch. J. Geneeskunde en Rechtswetenschap; abortus op medische indicatie en strafrecht, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1966, nr 30, 23 juli, blz. 1349—53

4. CBS, gerechtelijk statistiek

5. In Nederland is voor zover mij bekend de publieke opinie hieromtrent niet onderzocht. In het buitenland is dat wel gebeurd. Ter oriëntatie de voornaamste resultaten.

Engeland (S.O.C. 11—15 feb. 1966)

voor abortus op medische indicatie 79 pct. tegen 9 pct. weet niet 12 pct.

voor abortus op eugenetische indicatie 71 pct. tegen 13 pct. weet niet 16 pct.

voor abortus op sociale indicatie 33 pct. tegen 43 pct. weet niet 24 pct.

Verenigde Staten (A.I.P.O. 21 jan. 1966)

voor abortus op medische indicatie 77 pct, tegen 16 pct. weet niet 7 pct.

voor abortus op eugenetische indicatie 54 pct. tegen 32 pct. weet niet 13 pct.

voor abortus op sociale indicatie 18 pct, tegen 72 pct, weet niet 10 pct.

Zweden (A.I.P.O. 19 september 1962)

voor abortus op eugenetische indicatie 52 pct. tegen 32 pct, weet niet 16 pct.

6. Over de vraag in hoeverre de illegale abortus vermindert door opheffing van het abortus-verbod is momenteel een discussie gaande, die nog niet is uitgemond in een definitieve conclusie.

7. Treffers, o.c.

8. PSP-programma 1968—1971, paragraaf Gezondheidszorg, Bevolkingsbeleid

9. Socialistisch Bestek 1967, Hoofdstuk III sub. 4

10.Politiek program Democraten 66, paragraaf Volksgezondheid Bevolkingspolitiek, punt 9.

11.Dit geldt niet voor de pil want de pil wordt gezien als een geneesmiddel.

12.zie noot 5

13.‘Achter het Nieuws’ 9 mei en 30 juni 1967