Ruut Veenhoven
Gepubliceerd in: Socialisme en Democratie, jaargang 25, nr. 10, oktober 1968, blz. 540-551
Abortus als ethisch probleem
Sommige mensen vinden dat abortus1) geoorloofd is, terwijl anderen dit
ontkennen. Dat verschil van mening dateert al van voor onze jaartelling. Sinds tijden
hebben voor- en tegenstanders van abortus elkaar bestreden. Tot op de huidige dag. In de
discussie is in de loop der tijd niet zo gek veel veranderd. Steeds komen dezelfde
argumenten naar voren. Tijdens de laatste vijftig jaar is slechts een enkele redenering
aan het repertoire toegevoegd. Hieronder een overzicht van de momenteel meest gangbare
argumenten pro- en contra het toestaan van abortus.
Argumenten vóór het toestaan van abortus
de argumenten die pleiten voor geboortebeperking: voorkomen van overbevolking, verbetering van de economische positie van zowel gezin als maatschappij, meer mogelijkheden voor een goede opvoeding van de kinderen, minder lichamelijke en geestelijke belasting van de vrouw, minder kans op buiten-echtelijke kinderen, enz,
Argumenten tegen het toestaan van abortus
Bij ieder van deze argumenten hoort weer een aantal stereotiepe tegenargumenten. Ik ga daar niet verder op in.
Abortus als maatschappelijk probleem
Zoals uit verschillende van deze argumenten al blijkt, vormt abortus niet
uitsluitend een ethisch probleem, maar ook een maatschappelijk probleem. Abortus is tot
een maatschappelijk probleem geworden omdat de maatschappij één van de ethische visies
ten aanzien van abortus heeft overgenomen, namelijk de afwijzende visie, en naleving
daarvan tracht af te dwingen. In Nederland is abortus sinds 1897 hij de wet verboden.
Slechts voor enkele bijzondere gevallen wordt op dit verbod een uitzondering gemaakt. Dat
heeft een aantal problemen doen ontstaan die ik hieronder in het kort weergeef.
Ontduiking en de gevolgen daarvan
Het abortusverbod wordt massaal ontdoken. Het geschat aantal illegale abortussen
in Nederland varieert van 20.000 tot 60.000 per jaar2). Deze massale ontduiking
schept drie ongewenste situaties. Ten eerste wordt hiermee aan het prestige van de wet
afbreuk gedaan. Ten tweede, en belangrijker, wordt de volksgezondheid er door geschaad. De
illegale abortussen worden grotendeels uitgevoerd door de vrouwen zelf of door
niet-geschoolde aborteurs. Voor zover de illegale abortus wel door een bevoegd medicus
wordt verricht, geschiedt dit vaak niet in een adequate ruimte. Gevolg is een aanzienlijk
aantal ongelukken, waarbij een enkele maal per jaar zelfs doden vallen. Het ligt voor de
hand dat de niet-geschoolde aborteur meer ongelukken veroorzaakt dan een arts. Daarmee
komen we tot een derde ongewenst uitvloeisel van het abortusverbod. Want de dokter is nu
eenmaal duurder. Met als gevolg dat de lagere inkomensgroepen minder kans hebben om zonder
al te groot risico van een ongewenste zwangerschap af te komen als de hogere
inkomensgroepen.
Afbakening van wat wel en niet mag
Zoals hierboven al is opgemerkt, is abortus in enkele uitzonderingsgevallen
toegestaan. Weliswaar is abortus naar de letter van de wet absoluut verboden, maar in
enkele gevallen is het toch mogelijk. Buitenwettelijke en wettelijke straf- en
schulduitsluitingsgronden staan daar borg voor3).
Voorwaarde is dan dat de abortus wordt uitgevoerd omdat voortzetting
van de zwangerschap ernstig gevaar voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid van
de vrouw met zich meebrengt. In het woord ernstig ligt het eerste probleem al. Wie moet
dat bepalen. Vaak doet de arts het alleen. Soms ook wordt zon uitspraak gedaan door
informele commissies, die artsen hier en daar hebben gevormd om bij eventuele vervolging
gedekt te zijn. Maar het is allemaal even vaag. De justitie weet er vaak ook moeilijk raad
mee. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat dit één van de oorzaken is van het feit dat de
veroordelingscijfers voor abortus zo exceptioneel laag zijn ten opzichte van het geschat
aantal gevallen. Het aantal veroordelingen in 1963 bedroeg 384). Hiermee is
slechts één afbakeningsprobleem aangeduid. Het afbakeningsprobleem binnen de medische
indicatie. Er zijn echter andere gevallen dan die waarbij de gezondheid van de vrouw in
het spel is en waar naar het oordeel van velen5) abortus mogelijk moet zijn.
Dat betreft onder meer gevallen waar met vrij grote zekerheid voorspeld kan worden dat het
kind ernstig misvormd zal zijn, zoals bijvoorbeeld bij Softenon-kinderen. Gevallen waar
meisjes van onder de vijftien jaar zwanger raken of gevallen waar van te voren al vast
staat dat de ouders niet in staat zullen zijn het kind groot te brengen, zodat het in een
tehuis zal moeten opgroeien.
In Nederland is abortus in dergelijke gevallen alleen maar mogelijk als
de gezondheid van de moeder ermee in verband gebracht kan worden. Soms is men daar lang
niet kinderachtig mee. Maar lang niet altijd. De houding en de opvattingen van de
behandelende arts zijn hier vaak van grote invloed. Er blijft dus grote onzekerheid.
Tot zover de afbakeningsmoeilijkheden zelf. Nu het effect ervan. De
afbakeningsmoeilijkheden hebben grote onduidelijkheid veroorzaakt. Publiek noch artsen
weten er eigenlijk het fijne van. Wat betreft de artsen is dat nog eens gedemonstreerd in
de televisie-uitzending die Achter het Nieuws op 9 mei en 30 juni aan de
abortus-problematiek wijdde. Dat zo weinig over de bestaande problematiek bekend is, is
niet verwonderlijk. Er zijn verschillende factoren die er toe hebben bijgedragen dat de
kennis hieromtrent tot kleine kring beperkt is gebleven.
Allereerst is abortus een onderwerp dat het publiek vrijwel uitsluitend
onder ogen komt in de vorm van krantenberichten over veroordelingen. Ten tweede suggereert
de tekst van de wet een algemeen verbod. Ten derde zijn de juridische kunstgrepen waarmee
abortus in bepaalde gevallen toch geoorloofd wordt verklaard, moeilijk te begrijpen. Ten
vierde zijn de artsen tot wie het publiek zich in geval van ongewenste zwangerschappen
wendt, vaak ook niet beter geïnformeerd. En ten slotte beschikken vele artsen niet alleen
over onvoldoende informatie op dit punt, maar komt het ook voor dat artsen die informatie
niet doorgeven omdat zij abortus ook in die gevallen waar de wet het toestaat, niet juist
achten.
Een en ander heeft tot gevolg dat jaarlijks in Nederland een onbekend
aantal abortussen illegaal wordt uitgevoerd, terwijl het legaal had kunnen geschieden en
dat in een onbekend aantal gevallen helemaal geen abortus wordt opgewekt, hoewel daarvoor
wel medische termen aanwezig waren. Dat betekent een onnodig gevaar voor de
volksgezondheid.
Tot zover de maatschappelijke problemen die voortvloeien uit het verbod op
abortus. Volledigheidshalve merk ik hier bij op dat ik niet wil beweren dat alle problemen
die het abortusvraagstuk met zich mee brengt een gevolg zijn van het verbod. Alle
problemen zijn dan ook niet opgelost met een eenvoudige afschaffing van het verbod. Voor
een deel zal de illegale abortus waarschijnlijk blijven6) en het ethisch
conflict zal zeker ook niet ophouden te bestaan. Er wordt wel gezegd dat het
abortusprobleem vanzelf zal verdwijnen. Dat anti-conceptie de abortus overbodig zal maken.
Dit lijkt mij een wat optimistische visie.
De toename van het gebruik van anti-conceptionele middelen is ten
slotte geen zelfstandige factor. Deze toename is een gevolg van het feit dat een positieve
attitude ten aanzien van gezinsbeperking steeds meer ingang vindt. Daardoor worden steeds
meer zwangerschappen als ongewenst ervaren. Weliswaar wordt een groot deel van die
zwangerschappen door anti-conceptie voorkomen, maar lang niet alle. Zelfs bij zorgvuldige
toepassing van anti-conceptie blijft een constant fouten-percentage. Bij de ene methode is
dat groter dan bij de andere. En daar komt dan nog bij dat grote aantallen mensen niet in
staat zijn om anti-conceptie zorgvuldig toe te passen. Treffers betoogt dat vooral
psychische factoren een adequaat gebruik van voorbehoeds-middelen vaak in de weg staan
(1). Juist de mensen bij wie de anti-conceptie mislukt is blijken het meest abortus toe te
passen7).
Kortom, zolang er geen honderd-procent-zekere methode voor
anti-conceptie is ontwikkeld die een uiterst geringe vaardigheid van de gebruiker vereist,
en zolang een dergelijke methode niet algemeen ingang heeft gevonden, zal het
abortusprobleem blijven bestaan. In zeker opzicht zal het zelfs nijpender worden, omdat,
zoals gezegd, de mensen steeds minder geneigd worden om ongewenste zwangerschappen te
accepteren.
Abortus als politiek probleem
Ieder maatschappelijk probleem is nog geen politiek probleem. Winkeldiefstallen
komen bijvoorbeeld op vergelijkbare schaal voor als abortus, maar vormen daarom nog geen
punt van politiek belang. Het abortusprobleem kan echter wel gezien werden als politiek
probleem, en wel om de volgende redenen.
Ten eerste is het een probleem waarover fundamenteel verschil van
mening bestaat in de maat-schappij. Dat alleen al maakt het tot een politieke zaak;
ongeacht de relevantie van het probleem binnen het politieke bestel.
Ten tweede zijn met het probleem de belangen van een groot aantal
mensen gemoeid. Tot de belanghebbenden moeten niet alleen gerekend worden de 20.000 tot
60.000 Nederlanders die jaarlijks abortus plegen, maar ook alle mensen die bij die
abortussen betrokken zijn. Aborteurs, artsen, vrienden, vriendinnen, echtgenoten. Verder
moeten ook tot de belanghebbenden gerekend worden alle mensen die met een ongewenste
zwangerschap geconfronteerd zijn en daarbij abortus hebben overwogen, maar bij gebrek aan
mogelijkheden daartoe niet hebben kunnen overgaan. Iedere schatting van de grootte van
deze groep is een slag in de lucht. Maar dat hij kleiner zou zijn dan 100.000 lijkt mij
toch onwaarschijnlijk.
Ten derde vereist iedere ingreep in de probleemsituatie een politieke
beslissing. Zoals ook trouwens het hele probleem grotendeels ontstaan is door een
politieke beslissing.
Niettemin is het abortusprobleem momenteel weinig in trek in de politiek. Slechts
drie partijen in Nederland noemen het in hun programma. De PSP, de PvdA en D66. De
PSP eist dat de bestaande gronden voor legale abortus worden uitgebreid8). De
PvdA stelt vast dat de kwestie grondig bestudeerd moet worden9). En D66
dring aan op een actievere meningsvorming10). Abortus is ook geen
onderwerp dat regelmatig de aandacht heeft van de volksvertegen-woordiging. Evenmin
bekommert de overheid er zich veel om. Ook de geringe belangstelling van zijde van de
politiek voor het abortusprobleem heeft zijn redenen.
Allereerst het feit dat aan het probleem politiek zo weinig eer te
behalen lijkt. De politieke relevantie van problemen wordt vaak sterk bepaald door de mate
waarin pressiegroepen zich er mee bezighouden. Met abortus houdt zich momenteel geen
enkele pressiegroep van betekenis bezig. Weliswaar is de NVSH zich ostentatief aan het
voorbereiden om meer als pressiegroep te gaan optreden en heeft zij het abortusprobleem op
haar lijstje staan, maar van het systematisch uitoefenen van pressie om het abortusbeleid
te veranderen is het nog niet gekomen.In het buitenland ligt dat vaak anders. Met name in
Engeland en de Verenigde Staten opereren uitgesproken goed georganiseerde en actieve
pressiegroepen. Dat heeft ook duidelijk zijn weerslag op de politieke belangstelling voor
het abortusprobleem gehad. De Engelse Abortion-law Reform Association wist dank zij goede
relaties met de pers grote aandacht voor het probleem te wekken en slaagde er onlangs in
een aanzienlijke liberalisering van de Engelse abortuswet door te zetten.
De tweede oorzaak waarom de politieke partijen het abortusprobleem
links hebben laten liggen hangt sterk samen met de eerstgenoemde. De direct door het
probleem getroffenen laten niet van zich horen. Zij vormen weliswaar een zeer grote groep,
maar zij zijn volstrekt ongeorganiseerd en missen daardoor de mogelijkheid hun stem te
verheffen. Nu zijn er wel méér ongeorganiseerde groepen in Nederland waarvoor de
politieke partijen niettemin toch in het geweer komen. Bij voorbeeld de gastarbeiders. De
problemen van deze groep zijn echter duidelijk zichtbaar. Ook voor het publiek. En daarom
valt aan dergelijke problemen voor politieke partijen meer eer te behalen dan aan het
abortusprobleem, dat ver buiten het gezichtsveld ligt.
De derde, en naar het schijnt meest belangrijke, rem op politieke
belangstelling voor het abortusprobleem is dan ten slotte de grote emotionele beroering en
heftige tegenstand die vrijwel iedere actie ten aanzien van abortus met zich brengt. De
vrees voor deze beroering heeft er zeker toe bijgedragen dat de status-quo al zo lang is
gehandhaafd.
Abortus als politiek probleem voor de PvdA
De PvdA heeft tot nog toe niet meer gedaan dan aan het probleem geroken. Tot actie
is het nog niet gekomen. De partij staat kennelijk voor een dilemma. Enerzijds wordt
abortus wel als een probleem onderkend en hoort men ook binnen de partij
stemmen die om liberalisering roepen. Anderzijds bestaat het gevaar dat, wanneer een
eis tot vergaande liberalisering van de abortuswetten in het partijprogramma wordt
opgenomen, er heftige conflicten binnen de partij ontstaan en een groot aantal kiezers
wordt afgeschrikt. De grootte van dat gevaar is moeilijk te schatten omdat in Nederland
nauwelijks opinie-onderzoek op dit punt is gedaan.
Dit dilemma heeft ertoe geleid dat zon weinig zeggende opmerking
over het abortusprobleem is opgenomen in Socialistisch Bestek 1967. Er wordt geconstateerd
dat het probleem zorgwekkend is en dat daarom noodzakelijk een onderzoek moet worden
ingesteld. Dat was een uitweg uit het dilemma, maar wel een vrij goedkope. Er zijn betere
uitwegen denkbaar.
Hoewel de discussie zich voornamelijk richt op de vraag of abortus
verboden moet blijven of toegestaan moet worden, zijn er nog wel andere mogelijkheden. Er
zijn tussenoplossingen te construeren. En daarvan zullen wij het ten slotte moeten hebben
wil het ooit tot een verandering van het abortusbeleid komen.
In het formuleren van tussenoplossingen ligt dus één mogelijkheid voor actie van de PvdA. Een tweede mogelijkheid ligt in het suggereren van verbeteringen in het huidige, in de wet vastgelegde beleid. Dat zijn de kleinere puntjes, maar er valt zeker eer aan te behalen. Het overheids-beleid ten aanzien van abortus loopt namelijk nogal mank. Concreet: de PvdA kan zonder zich de vingers te branden toch iets doen aan het abortusprobleem en wel door zich in te zetten voor de volgende zaken:
Ik zal deze punten achtereenvolgens toelichten.
Om met het eerste te beginnen: abortus kan in vele gevallen voorkomen worden door
gebruik van anti-conceptionele middelen
Een overheidsbeleid dat gericht is op de preventie van abortus, zal dan ook het gebruik
hiervan moeten stimuleren. Een eerste stap in die richting is het wegnemen van de
juridische beletselen tegen verkoop van en reclame voor anticonceptionele middelen.
Momenteel is een wetsontwerp in behandeling waarmee beoogd wordt de juridische
belemmeringen die momenteel nog tegen verkoop en aanbieding van anti-conceptionele
middelen bestaan, weg te nemen11). De behandeling van het wetsontwerp is
vertraagd doordat bezwaren zijn gerezen tegen een eventuele reclame op de televisie, welke
volgens het voorgestelde wetsontwerp ook mogelijk moet worden. Het hoeft geen betoog dat
uit oogpunt van abortus-preventie reclame op de televisie voor voorbehoedsmiddelen
wenselijk is.
Een tweede middel om anti-conceptie te stimuleren, kan zijn het
uitoefenen van controle op de kwaliteit van ten verkoop aangeboden middelen. Door de
overheid wordt momenteel geen controle uitgeoefend op de kwaliteit hiervan. Enkele grote
leveranciers, zoals bijvoorbeeld de NVSH, voeren zelf een controle uit. De kleine
detaillist doet dat niet. Hij zou het trouwens ook niet kunnen, want zoiets eist een
kostbaar gespecialiseerd apparaat. Doordat niet overal controle wordt uitgeoefend,
ontstaat het gevaar dat ondeugdelijke middelen onder het publiek komen. Deze kunnen
ongewenste zwangerschappen veroorzaken die op hun beurt weer aanleiding kunnen zijn tot
abortus. Ook uit oogpunt van abortuspreventie is het daarom nuttig dat de overheid
toezicht uitoefent op de kwaliteit van ten verkoop aangeboden voorbehoedsmiddelen.
Bijvoorbeeld door deze artikelen in de waren-wet op te nemen.
Een derde middel om toepassing van anti-conceptie te bevorderen, is
opneming van de pil in het ziekenfondspakket. Zoals al gezegd wordt abortus het meest
toegepast door mensen die weliswaar geprobeerd hebben de zwangerschap te voorkomen door
toepassing van anti-conceptie, maar wie dat door onjuist gebruik niet gelukt is. Uit
oogpunt van abortuspreventie is het daarom wenselijk dat middel tot anti-conceptie ingang
te doen vinden dat een zo klein mogelijke kans op fouten bij toepassing met zich mee
brengt. Als zodanig wordt momenteel vrij algemeen de pil het meest geschikt geacht. Het
verdient daarom aanbeveling het gebruik van de pil zoveel mogelijk te stimuleren. Dat kan
onder andere door de pil op te nemen in het ziekenfondspakket. Voorzover de overheid dat
in haar macht heeft, zal zij dit dienen te bevorderen.
Ten slotte uiteraard de voorlichting. Dat voorlichting over
anti-conceptie een hoogst belangrijk middel is voor de preventie van abortus hoeft geen
betoog. Niettemin is het momenteel met die voorlichting maar mager gesteld. Er wordt
slechts wat aan gedaan voorzover het particulier initiatief daartoe de stoot heeft
gegeven. Er wordt geen systematisch overheidsbeleid gevoerd om anti-conceptionele
voorlichting binnen het bereik van de gehele bevolking te brengen. Het beleid blijft
grotendeels beperkt tot het verlenen van overigens aanzienlijke subsidies
aan enkele particuliere organisaties, die echter maar een deel van de markt bestrijken.
Gevolg daarvan is dat een groot aantal Nederlanders geen adequate voorlichting over
anti-conceptie ontvangt. Uit oogpunt van abortuspreventie verdient het uiteraard
aanbeveling hierin zo spoedig mogelijk verbetering te brengen.
Dan punt twee. Het scheppen van algemene bekendheid omtrent de bestaande
bepalingen met betrekking tot abortus in Nederland.
Zoals in het voorafgaande al is verteld, is abortus in Nederland volgens de letter van
de wet verboden, maar wordt door de rechter abortus op medische indicatie niettemin
geaccepteerd. Daarmee zijn de juridische mogelijkheden in Nederland niet veel minder ruim
dan in Engeland, waar onlangs na veel krakeel een liberalisering van de abortuswet werd
doorgevoerd. Zoals eveneens in het voorafgaande al gezegd werd, weten slechts weinigen
hiervan. Ook hier liggen een aantal maatregelen ter verbetering van die situatie voor de
hand.
De overheid kan voorlichting entameren onder de artsen. De overheid kan
ook een voorlichtingsactie onder het publiek starten. Al dan niet in het kader van
anti-conceptie-voorlichting. Het meest effectief zou echter zijn een wijziging van de
tekst van de bestaande wet. De Engelse Abortion-act 1967 geeft een voorbeeld van een tekst
waarin vrijwel identieke regels in voor iedereen begrijpelijke taal zijn neergelegd. De
duidelijkheid zou door een nieuwe redaktie niet alleen worden verbeterd omdat allerlei
juridische constructies daarmee overbodig worden, maar ook omdat het geheel gedurende de
behandeling van de wijziging grote aandacht in de pers zal krijgen.
En dan het laatste punt. Beperkte verruiming van de bestaande wetgeving.
Zoals al gezegd zijn er een aantal ethische twijfelgevallen. Voor het toestaan van
abortus in die gevallen is veel makkelijker een meerderheid te vinden dan voor een
algehele opheffing van het verbod. Dat blijkt niet alleen uit peilingen van de publieke
opinie in het buitenland12), maar ook uit opinie-onderzoek onder
Nederlandse artsen13).
Met redelijke kans op succes kan daarom worden voorgesteld aan de
bestaande voorschriften twee regels toe te voegen. Ten eerste dat abortus is toegestaan in
die gevallen waar kan worden aangetoond dat de vrouw niet verantwoordelijk is geweest voor
het ontstaan van de zwangerschap. Ten tweede de regel dat abortus is toegestaan waar grote
kans bestaat dat het kind met zodanige geestelijke en/of lichamelijke gebreken ter wereld
komt dat het ernstig zal zijn gehandicapt. Een en ander ter beoordeling van een door de
overheid ingestelde commissie waarin ten minste twee medici zitting hebben.
Ter illustratie van het eerste voorstel enige voorbeelden.
Ethisch juister zou zijn abortus toe te staan in alle gevallen waar de vrouw geen verantwoordelijkheid draagt voor het ontstaan van de ongewenste zwangerschap. Dus ook in die gevallen waar dat niet aantoonbaar is. Om praktische redenen is dat echter niet mogelijk. Iedereen kan ten slotte wel beweren dat hij alle redelijkerwijs te verlangen maatregelen heeft genomen om de ongewenste zwangerschap te voorkomen, maar dat dit om redenen die buiten zijn macht lagen niet is gelukt. Bijvoorbeeld door het scheuren van een condoom. Een dergelijke bewering is niet te controleren. Zou men op grond hiervan toch abortus toestaan, dan is in feite het hele verbod opgeheven. Dat is niet de bedoeling van dit voorstel. Ik probeer hiermee juist een realiseerbare tussenoplossing te construeren, die kan dienen als programma punt op korte termijn.
Dan tot slot nog een opmerking over het tweede voorstel. Abortus op eugenetische indicatie is momenteel in Nederland alleen toegestaan in zoverre het als medische indicatie ten tonele kan worden gevoerd. Dat kan lang niet altijd. Zo is het bijvoorbeeld niet aannemelijk te maken dat een kerngezonde en psychisch evenwichtige vrouw ernstig in haar geestelijke en/of lichamelijke gezondheid bedreigd zal worden door de geboorte van een Softenonbaby. Niettemin is het duidelijk dat deze geboorte voor moeder, gezin en vooral ook voor het kind zelf zoveel leed veroorzaakt, dat ethische bedenkingen tegen abortus hier niet meer geacht mogen worden te gelden.
NOTEN
1. Waar in dit artikel gesproken wordt over abortus wordt steeds bedoeld abortus-provocatus
2. Treffers, P. E. Abortus Provocatus en Anti-conceptie Bohn, 1965, Haarlem
3. Enschedé, Ch. J. Geneeskunde en Rechtswetenschap; abortus op medische indicatie en strafrecht, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1966, nr 30, 23 juli, blz. 134953
4. CBS, gerechtelijk statistiek
5. In Nederland is voor zover mij bekend de publieke opinie hieromtrent niet onderzocht. In het buitenland is dat wel gebeurd. Ter oriëntatie de voornaamste resultaten.
Engeland (S.O.C. 1115 feb. 1966)
voor abortus op medische indicatie 79 pct. tegen 9 pct. weet niet 12 pct.
voor abortus op eugenetische indicatie 71 pct. tegen 13 pct. weet niet 16 pct.
voor abortus op sociale indicatie 33 pct. tegen 43 pct. weet niet 24 pct.
Verenigde Staten (A.I.P.O. 21 jan. 1966)
voor abortus op medische indicatie 77 pct, tegen 16 pct. weet niet 7 pct.
voor abortus op eugenetische indicatie 54 pct. tegen 32 pct. weet niet 13 pct.
voor abortus op sociale indicatie 18 pct, tegen 72 pct, weet niet 10 pct.
Zweden (A.I.P.O. 19 september 1962)
voor abortus op eugenetische indicatie 52 pct. tegen 32 pct, weet niet 16 pct.
6. Over de vraag in hoeverre de illegale abortus vermindert door opheffing van het abortus-verbod is momenteel een discussie gaande, die nog niet is uitgemond in een definitieve conclusie.
7. Treffers, o.c.
8. PSP-programma 19681971, paragraaf Gezondheidszorg, Bevolkingsbeleid
9. Socialistisch Bestek 1967, Hoofdstuk III sub. 4
10.Politiek program Democraten 66, paragraaf Volksgezondheid Bevolkingspolitiek, punt 9.
11.Dit geldt niet voor de pil want de pil wordt gezien als een geneesmiddel.
12.zie noot 5
13.Achter het Nieuws 9 mei en 30 juni 1967