Erasmus Universiteit Rotterdam [ Erasmus University home page | Dept. of Philosophy home page ]
 

De dwang der wanhoop
 

Gijs van Oenen

Waarom is Pim Fortuyn vermoord? Vermoedelijk zal geen enkele verklaring afdoende zijn om te begrijpen hoe deze brute en plotselinge moordaanslag heeft kunnen plaatsvinden. Al dan niet oprecht gedreven door een vurige wens om toch enig antwoord op deze vraag te krijgen, bijten velen zich nu vast in de motieven van de veronderstelde dader, Volkert van der G.

Dat is een wanhoopsstrategie, omdat tot nu toe niets erop wijst dat de verdachte iets over die motieven publiek wil maken, in ieder geval niet tijdens het proces. En gesteld al dat van der G. tijdens de behandeling van zijn zaak een verklaring zal kunnen en willen afleggen, wie garandeert dan dat dit de opheldering zal verschaffen waarop kennelijk zo velen zitten te wachten? Een strafproces gaat niet in de eerste plaats om waarheidsvinding, al helemaal niet met betrekking tot de motieven van de verdachte – als dat zo was dan zouden we niet met een strafproces maar met inquisitie van doen hebben. Waar het om  gaat is of ten laste gelegde feiten bewezen moeten worden verklaard, en zo ja, of ze bestraft moeten worden. Overwegingen omtrent de motieven van een verdachte zijn alleen van belang voor zover ze kunnen bijdragen aan de beantwoording van die vragen.

Nu lijkt nagenoeg iedereen het eens dat er ruim voldoende bewijsmateriaal tegen Van der G. bestaat. Hoe dat ook zij, de wens om zijn motieven te kennen vloeit dus niet voort uit angst dat hij anders wellicht vrijuit zou gaan, of een te lage straf zou krijgen. Het is dan ook misleidend wanneer wordt gezegd, zoals bijvoorbeeld door het LPF-kamerlid Fred Schonewille op zondag 25 augustus voor het Radio1-Journaal, dat het zwijgen van Van der G. ‘de rechtsgang belemmert’. Met die rechtsgang is, voor zover we nu kunnen beoordelen, niets mis. Zelfs niet als we daaronder botweg slechts zouden verstaan of de verdachte wel daadwerkelijk veroordeeld zal worden, wat thans voor velen het enige echte criterium lijkt te zijn. Sterker nog, het respecteren van fundamentele rechten van een verdachte, zoals het recht om te zwijgen, behoort bij uitstek tot de juiste rechtsgang. Zo’n recht om niet aan de eigen veroordeling mee te werken is zelfs in de Verenigde Staten, een land met een veel agressiever strafprocesrecht, constitutioneel vastgelegd, in het bekende Vijfde Amendement (“I’ll take the fifth”). Het woeste plan dat Schonewille (nota bene zelf jurist) voor de radio ontvouwde om het zwijgrecht van verdachten af te schaffen, is mede daarom onzinnig.

In de (wan)hoop ooit toch nog Van der G. aan het praten te krijgen, richt de discussie zich voorts op zijn hongerstaking. Er is natuurlijk geen enkele garantie dat Van der G., als hij gedwongen gevoed zou gaan worden, een verklaring over zijn motieven zal afleggen. Nog minder dat die verklaring betrouwbaar zal zijn of alles zal ophelderen. En al helemaal niet dat degenen die nu zo aandringen haar als bevredigend zullen ervaren. Het is eigenlijk zelfs erg onaannemlijk dat welke verklaring van Van der G. dan ook de nu zo geagiteerde politici en hun sympathisanten zal kunnen geven wat zij verlangen.

Daarom is het des te verontrustender dat velen, zoals kennelijk een meerderheid van de Kamerleden maar wellicht tevens zelfs de minister van justitie, bereid zijn om ook hier de hand te lichten met beginselen van de rechtsstaat. De opvatting van Kamerleden als Schonewille is dat dwangvoeding moet worden toegepast, maakt niet uit op welke rechtsgrond – en als die er niet is, moet die er maar komen. Minister Donner ziet natuurlijk wel in dat zo’n rechtsgrond zeker niet achteraf ingevoerd kan worden. Hij begaf zich echter wel op glad ijs met zijn publiekelijke suggestie dat er ‘zonder meer mogelijkheden, althans ruimte’ zou zijn voor dwangvoeding. In antwoord op Kamervragen verwees hij naar de Penitentiaire Beginselenwet die gedetineerden zou verplichten ‘bepaalde medische handelingen te gedogen’.

Ook al zou daaronder het toedienen van vocht en voeding vallen, zoals de minister onbeargumenteerd in zijn antwoord aan de Kamer stelt, moeten we toch aannemen dat de bedoelde wet in de eerste plaats ziet op kwesties die orde en veiligheid in de inrichting betreffen, en niet op problemen die zich mogelijkerwijze in strafproces of rechtszaal zouden kunnen gaan voordoen.  We moeten ons dus terdege afvragen met welk oogmerk zo’n besluit zou worden genomen. In het bijzonder moeten we ons afvragen of zo’n oogmerk het behagen van de minister van justitie, of van Kamerleden, zou moeten zijn. Niet voor niets neemt niet minister of Kamer zo’n beslissing, maar de directeur van de penitentiaire inrichting. En dan laat ik nog terzijde de morele en juridische complicaties van het feit dat de feitelijke uitvoering zou moeten geschieden door een arts, die daarmee waarschijnlijk in strijd zou handelen met weer andere wettelijke bepalingen, neergelegd in de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst.

Het is denkbaar dat minister Donner zijn uitlatingen vooral heeft gedaan uit angst voor volkswoede ingeval de hongerstaking van Van der G. er, in de perceptie van velen, aan zou bijdragen dat we in het ongewisse blijven over de zin van de moord op Fortuyn. Dat is een begrijpelijke, maar onvoldoende reden. Juist als minister van justitie zou hij er beter aan doen om zijn bevolking beter voor te lichten over de beginselen van de rechtsorde en over het gevaar dat is verbonden aan het lichtvaardig en lichtzinnig roepen dat zulke beginselen nu terzijde moeten worden geschoven. Temeer waar het volkomen onzeker is of dit het kennelijk nagestreefde doel wel zou dienen. Het is goed denkbaar dat later, als duidelijk zou worden dat ook het gemorrel aan de rechtsbescherming het gewenste doel – het begrijpen van de zin van de dood van Fortuyn – niet heeft kunnen realiseren, de frustraties juist vergroot zullen blijken te zijn. En het respect voor de rechtsstaat alleen maar weer verder afgenomen.
 

Deze tekst verscheen - in een licht gewijzigde versie en onder de titel 'Dwangvoeding zal averechts werken' - op maandag 26 augustus op de opiniepagina van NRC Handelsblad.


  Terug naar:

publicaties Gijs van Oenen
online teksten Gijs van Oenen
homepage rechtsfilosofie aan de EUR