De nieuwe Kulturkampf in de politiek
Gijs van Oenen
Hendrik Jan Schoo geeft in de Volkskrant van 7 september een intelligente
politiek-sociologische analyse van de opkomst van de LPF-sympathisant.
Inderdaad hebben we hier te maken met een nieuw soort sociale klasse, die
zich in sociaal-economisch kenmerkt door marktdenken, terwijl zij cultureel,
zoals Schoo het zegt, ‘luidruchtig, extravert en other-directed’ is. Ook
is het waar dat we hierdoor te maken hebben met een nieuw soort Kulturkampf.
De Franse socioloog Pierre Bourdieu heeft laten zien hoe stijl en smaak,
‘het verfijnde culturele oordeel’, als een nieuwe vorm van kapitaal moeten
worden beschouwd, die aanleiding geeft tot een nieuw soort klassenstrijd.
Wellicht onbedoeld vat Schoo deze ontwikkeling prachtig samen in het niet-bestaande
Engelse woord ‘leasure’: een schitterende contaminatie waarin de ‘lease’
cultuur van de jaren negentig samenvalt met de ‘leisure’ waaraan velen
in toenemende mate hun identiteit ontlenen. Traditionele partijen als PvdA
en VVD hebben moeite om deze nieuwe politieke ervaring te accommoderen;
de LPF, althans Pim Fortuyn, wist deze intuïtief te articuleren.
Maar hoewel Schoo terecht vaststelt dat aan beide zijden van de ‘cultuurkloof’
(de parvenu’s en de culturati, in zijn termen) ressentiment en wantrouwen
heerst jegens de andere zijde, verbindt hij daaraan onjuiste conclusies
over de politiek. Tot op zekere hoogte is het waar, zoals ook Schoo beschrijft,
dat we in de politiek nu het spiegelbeeld zien van de jaren zestig: zowel
toen als nu blijkt de gevestigde orde onverwacht broos en kwetsbaar, zij
het dat dit gezag vroeger rechts en autoritair was, en nu links en democratisch
georiënteerd. Het grote verschil zit echter in de waardering van de
politiek door beide groepen ontevreden paleisbestormers. De critici uit
de jaren zestig ervoeren politiek als iets van wezenlijk belang. In en
door de politiek konden mensen hun beperkte individuele doelen en belangen
overstijgen. Collectieve zingeving en (democratische) toedeling van waarden
werd gewaardeerd als belangrijke dimensie van het leven, naast en en in
samenhang met de eigen individuele ontwikkeling, of ‘zelfontplooiing’.
De nieuwe ontevredenen echter hebben een sterk negatief beeld
van politiek. Zij spreken dan wel graag van ‘nieuwe politiek’, maar zowel
uit hun handelen als hun uitspraken blijkt een diepe afkeer van de politieke
cultuur, zowel in zijn democratische als in zijn rechtsstatelijke aspect.
De typische LPF-sympathisant roept weliswaar hard dat de ‘linkse kerk’
de stem van de kleine burgers tot zwijgen bracht en geeft hoog op van het
‘democratisch debat’ waartoe ook zij nu eindelijk worden toegelaten. Maar
in de praktijk blijkt dat het hen vooral erom gaat de eigen stem te laten
horen; voor de democratische discussie die daarop moet volgen mist men
het geduld en – zoals bijvoorbeeld in het parlement – het zitvlees. LPF-kamerleden
vinden al heel snel dat discussies veel te lang duren. LPF-ministers roepen
maar wat in de publiciteit en oogsten nog bewondering ook voor wat hun
‘frisse ideeën’ worden genoemd. Die ideeën zijn juist in de regel
onfris, en bovendien zijn ministers het aan hun ambt verplicht om eerst
goed na te denken en daarna pas met plannen te komen. In het publieke domein
tenslotte, op straat dus, zien we dat in de nieuwe cultuur van ‘brullen
en in auto’s rijden’ – Jacques de Kadts treffende typering, aangehaald
door Schoo – het democratische ‘je mening mogen geven’ al gauw wordt vertaald
in anderen uitschelden, intimideren en bedreigen.
Ook voor de rechtsstatelijke dimensie van het politiek systeem
bestaat in de ‘nieuwe politiek’ weinig waardering en begrip. Minister Nawijn
doet voorstellen die lijnrecht ingaan tegen wetgeving, Grondwet en internationale
verdragen, en zegt doodleuk dat hij ‘een signaal wilde afgeven’. Minister
Heinsbroek moet er bij zijn aantreden op worden gewezen dat niet hij, maar
de Kamer bepaalt wanneer een vergadering is afgelopen; ook vindt hij dat
hij zelf wel mag bepalen of hij te hard rijdt. Het LPF-kamerlid Schonewille
stelt voor om het zwijgrecht van verdachten af te schaffen, niet uit procesrechtelijke
overwegingen maar louter vanuit het verlangen om een specifieke verdachte
(Volkert van der G.) tot een verklaring over zijn motieven te dwingen.
De LPF zegt haar kamerlid Eberhard ‘op non-actief te stellen’, terwijl
dat staatsrechtelijk natuurlijk helemaal niet mogelijk is.
Hoe begrijpelijk wellicht ook vanuit sociologisch oogpunt het
ressentiment van de ‘nieuwe klasse’ is tegen wat zij zien als het ‘linkse
establishment’, uit deze en tal van andere voorbeelden en incidenten blijkt
dat de leden van deze klasse de politiek, zowel in zijn democratische als
in zijn rechtsstatelijke gedaante, vooral negatief waarderen. Politiek
ervaren zij vooral als ‘hinderlijk’ ervaren, zoals ook de Volkskrant van
1 mei nog berichtte. We leven nu nog in de nasleep van de jaren negentig
waarin de markt werd bewierookt en de publieke sector als een terrein voor
‘losers’ beschouwd. Maar hoewel de laatste tijd falen en fraude de berichtgeving
over marktsystemen beheersen, wordt meer dan ooit verwacht dat de kwalen
van de politiek door de ‘verfrissende invloed’ van personen en methoden
uit de private sector kunnen worden verholpen. Waar de oude politiek ging
over de collectieve vormgeving van het publieke leven, gaat de ‘nieuwe
politiek’ over collectieve facilitering van het eigen private leven. Zoals
Joost Zwagerman het treffend samenvatte in NRC Handelsblad van 31 augustus:
‘verbeter de wereld, begin bij de ander’.
Schoo heeft gelijk dat de politiek voortaan rekening heeft te
houden met de ‘nieuwe klasse’. Maar we mogen en moeten ook verwachten dat
de nieuwe klasse rekening houdt met de politiek en van haar eisen dat zij
daaraan niet een negatieve maar een positieve invulling geeft. De democratische
rechtsstaat kan geen inzet zijn van klassenstrijd, oud of niew.
Deze tekst verscheen - onder de titel
'Nieuwkomer afkerig van politiek' - op dinsdag 10 september op de opiniepagina
van de Volkskrant.
publicaties
Gijs van Oenen
online
teksten Gijs van Oenen
homepage
rechtsfilosofie aan de EUR