Flikkeringen van identiteit
Een enkele krisis daargelaten, hoeven we
ons over het algemeen geen zorgen te maken over onze identiteit. We weten
wie we zijn, ons werk wordt gewaardeerd, en aan het eind van de dag kunnen
we naar huis. Die vanzelfsprekende gang van zaken wordt af en toe doorbroken.
Dan komt even onze identiteit op de tocht te staan. Zo moest ik laatst
mijn paspoort vernieuwen. Een hele simpele operatie: twee pasfoto’s, honderdtien
gulden, de oude pas inleveren en tien minuten later ben ik weer voor vijf
jaar Nederlander. Zonder noemenswaardige hinder beschik ik weer over een
document waar anderen tienduizenden guldens en zelfs hun hele leven voor
op het spel moeten zetten, en het dan nog vaak niet krijgen. Ik bedoel
hier niet uit schuldbewustzijn te betogen dat iedereen een Nederlands paspoort
zou moeten kunnen krijgen. Maar de gang naar het stadsdeelkantoor brengt
me wel weer even de haast toverachtige bescherming te binnen die je met
een Nederlands paspoort geniet, vaak zonder het zelfs maar te merken. Wat
dat betreft is het de moderne versie van een talisman: het houdt boze geesten
op afstand.
Soms lijkt die vanzelfsprekende
beschermde sfeer even weg te vallen. Daarvoor hoef je geen dramatische
misdrijven te plegen. Het ene moment ben ik een geachte klant van de Bijenkorf;
het volgende moment gaat het uitgangspoortje piepen en word ik verzocht
even mee te komen. Wat zou het zijn – vergeten beveiligingsplaatje of diefstal?
Zolang nog niet de oorzaak van het probleem is vastgesteld, word ik behandeld
met een soort bevroren beleefdheid. Mijn identiteit, geachte klant of dief,
is even ‘in suspense’, opgeschort. Een dergelijke ervaring heb ik in wat
chiquere hotels. Ben je gast, dan word je met alle égards behandeld.
Maar eindigt je verblijf, dan eindigt daarmee ook meteen je aanzien. Ik
begrijp wel dat hotels niet iedereen, betalende gast of niet, hetzelfde
kunnen behandelen. En dat de Bijenkorf haar winkel moet beveiligen. Het
gaat me om de vreemde ervaring: in een oogwenk verander je van koning in
pariah.
De meest indringende ervaringen
in dit genre heb ik op vliegvelden. De routine van inchecken, douanecontrole,
en gatepassage kent iedereen wel. En meestal is het niet meer dan dat:
routine. Maar soms word je vóór het inchecken beleefd maar
dringend verzocht een soort intake-gesprek te voeren. Veiligheidsredenen.
Voor even telt mijn status en mijn identiteit niet. Momenteel ben ik geen
welkome passagier, maar een potentiële terrorist, of iemand die voor
het karretje van zulke lieden is gespannen. Hetzelfde gebeurt vaak na het
uitstappen, vooral als dat in Amerika plaatsvindt. ‘Purpose of your trip?’
‘And where will you be staying?’ Wat mijn antwoord ook is, ik word bekeken
met een mengeling van scepsis en wantrouwen. Wat ik zeg maakt eigenlijk
ook niet veel uit, aan beide zijden van de oceaan. Echt controleren kunnen
ze het toch niet. Wat wel uitmaakt, vermoed ik, is dat ik beschik over
magische krachten: mijn Nederlandse paspoort, mijn ticket en een creditcard.
Deze drie talismannen redden mij uit de problemen.
Dit soort gebeurtenissen veroorzaakt
voor mij feitelijk niet meer dan licht ongerief. Maar ze tonen mij telkens
voor even hoe dun de lijn is tussen welkom en niet welkom, tussen in en
out. Zonder mijn talismannen zou het met mij gauw gedaan zijn. Moet daarom
iedereen de bescherming van die geesten kunnen genieten? Nee, dat is onmogelijk.
Maar het is wel goed om te bedenken dat mijn status van geëerde gast,
in plaats van pariah, iets magisch heeft. Het is alsof ik ben betoverd.
De momenten die ik hierboven beschrijf zijn momenten waarop die betovering
heel even wegvalt, zoals een televisiebeeld even kan wegvallen en we opeens
in een dreigend, onbepaald zwart niets kijken. Dat TV niet vaker flikkert,
is eigenlijk magie. En zo ook mijn veilige identiteit als Nederlandse burger.
Verschenen in: INDirect, Personeelsblad van de Immigratie- en Naturalisatie
Dienst, november 1999 (jaargang 6), p.18.
U kunt ook: