Het
moest niet mogen -
over
de kwaliteit van het gedogen
Donderdag
14 maart
De
Balie
Op 14 maart vond in De
Balie in Amsterdam een Avond van het
gedogen plaats:
een discussiebijeenkomst over gedogen,
over illegaliteit en over de omgang met wilde praktijken.
Aanleiding voor de bijeenkomst was de verschijning
van een tweetal boeken:
Ongeregelde
orde, een bundel over gedogen onder redactie van Gijs van Oenen,
en
Het
surplus van illegaliteit, een essay van Gijs van Oenen.
Als sprekers en commentatoren traden op:
Femke Halsema
lid 2e Kamer voor Groen Links
Paul Scheffer
publicist
Max Daniel
teamleider regiopolitie Gelderland-Midden
Marc Schuilenburg
beleidsmedewerker kabinet procureurs-generaal
Gijs van Oenenuniversitair
docent rechtsfilosofie EUR
Bas van Stokkom(publicist en docent aan de KU Nijmegen) zal optreden als moderator.
Beschrijving van het thema van de gedoogavond
Identificatieplicht, DNA-tests en internationale
opsporingsbevelen: het zijn slechts de meest recente voorbeelden van de
sterke zorgen die de rechtshandhaving
tegenwoordig oproept. Burgers ervaren de samenleving in toenemende mate
als ‘onveilig’. En bij burger, samenleving én overheid ontbreekt
een perspectief wat hieraan te doen. Criminaliteit en onveiligheid
doen zich voor als een anonieme, ‘van buiten’ over ons komende bedreiging;
burger en samenleving zijn het gevoel kwijt geraakt dat hun eigen denken
en handelen daarop van invloed zijn, zowel waar het gaat om de oorzaak
van criminaliteit, onveiligheid en illegalteit, als om mogelijkheden voor
preventie en voor ‘beheersing’. Dit leidt steeds vaker en sterker tot gevoelens
van angst, machteloosheid en frustratie.
Zulke gevoelens richten zich vervolgens
steeds vaker tegen de overheid – daarvan
wordt verwacht of gehoopt dat die nog wel in staat is om ‘veiligheid’ te
garanderen. Maar de overheid is daartoe maar zeer beperkt in staat. Zij
verkeert in een lastige en paradoxale situatie. Uitgaven en aandacht voor
politie
en justitie zijn de laatste vijftien jaar sterk gestegen. Maar
tevens heeft de overheid in diezelfde periode expliciet voor een aanzienlijk
aantal maatschappelijke domeinen haar ambities om regie
te voeren teruggeschroefd, uitbesteed of gewoon helemaal opgegeven. Dit
mede vanuit de veronderstelling dat de moderne burger
zelfredzaam is en de moderne samenleving zelfregulerend. Voor de overheid
blijft zo alleen de ‘politietaak’ over – een taak die steeds meer op vuilnisophaal
begint te lijken: de samenleving produceert rotzooi en verwacht dat de
overheid die efficiënt en zakelijk opruimt.
Maar kan dat nog wel? Kan de overheid
dit nog wel aan - in het bijzonder wanneer zij steeds meer op
afstand van de samenleving moet opereren? De onhaalbare ‘striktere
handhaving’ van steeds ‘helderder’ regels, die de overheid thans belooft,
leidt slechts tot steeds herhaald falen en dus tot frustratie en ressentiment
bij burger, samenleving, en ‘handhavers’ zelf. En weer tot verdere verwijdering
tussen samenleving en overheid. Burgers gaan de overheid steeds meer wantrouwen,
wat zich uit in een steeds luidere roep om controle
en toezicht door ‘onafhankelijke’ derden, bijvoorbeeld de rechter.
Het probleem wordt hiermee verschoven, maar niet opgelost – eerder nog
geradicaliseerd.
Wat te doen om deze negatieve spiraal
te doorbreken? Onder de algemene noemer omgang
met wilde praktijken onderzoeken beide te presenteren boeken
de (on)mogelijkheden van alternatieve mogelijkheden van zorg voor criminaliteit
en veiligheid. Centraal daarbij staat de veelomstreden idee van gedogen.
Niet als uitdrukking van ‘laksheid’ of ‘lafheid’, maar juist als vorm van
zelfbeperkende praktijken waarin zowel burger als overheidsfunctionarissen
betrokkenheid en solidariteit kunnen uitdrukken. Verre van laks of laf
te zijn, is gedogen een kwetsbare praktijk
die het nodige vraagt van de betrokkenen en die alleen onder bepaalde randvoorwaarden
kan worden gerealiseerd. In beide boeken komt dan ook steeds de vraag naar
boven in hoeverre hedendaagse burgers nog bereid en in staat zijn om zich
de hiervoor vereiste houding eigen
te maken, en in hoeverre de samenleving bereid en in staat is de noodzakelijke
randvoorwaarden te creëren en in stand te houden. Maar als we menen
dat dit niet meer mogelijk is, geven we onszelf dan eigenlijk niet een
brevet van onvermogen om zelf een fatsoenlijke rechtsorde in stand houden
en koersen we zo niet af op een, al dan niet ‘verlichte’, politiestaat?
In Ongeregelde orde (‘Jaarboek Beleid en Maatschappij 2002’; uitgeverij Boom, redactie Gijs van Oenen) onderzoeken acht auteurs uit de filosofie, de sociale wetenschappen en de bestuurskunde de (on)mogelijkheden van omgang met wilde praktijken op een aantal terreinen van het maatschappelijk leven. Zowel normatieve als empirisch-praktische perspectieven worden belicht.
In Surplus
van illegaliteit (uitgeverij De Balie) gaat Gijs van Oenen in op betekenis
en waarde van illegaliteit voor politiek, samenleving en burger. Wat betekenen
ontwikkelingen als globalisering, multiculturalisering, vermarkting, onthechting,
en juridisering voor onze houding ten opzichte van de illegaliteit die
onvermijdelijk deel uitmaakt van het moderne leven?
Dag van het gedogen Dag van
het gedogen Dag van het gedogen Dag van het gedogen Dag
van het gedogen Dag van het gedogen